Deze fulltime pensionado, ik dus, wenst vooral niet geassocieerd te worden met de oude, grijze massa. Natuurlijk hoor ik in het hokje ‘oud’ thuis, maar zo wil ik het niet echt voelen. Als ik jong ben, wil ik het liefst bij mijn eigen generatie horen en dat laat ik zien qua uiterlijk, leefstijl en muziek.
Als 40/50/60-ger beweeg ik mij permanent tussen jong, middelbaar en oud. Ik ben druk met mijn gezin, mijn werk en mijn carrière. Ik heb een groot sociaal en maatschappelijk netwerk en als het wat minder dreigt te worden, dan vind ik snel weer nieuwe netwerken. Ik wil zeker niet afgeremd worden door oude wijsneuzen of voorbij gestreefd worden door jonge honden. Nu, beginnende zeventiger, ben ik zelf zo’n oude wijsneus, die graag jonge hond wil zijn. Om niet in te kakken, probeer ik daarom kontakt te zoeken met inspirerende leeftijdsgenoten en met andere, liefst jonge honden. Met mijn individuele contacten lukt dat nog wel redelijk, maar goede aansluiting vinden in een groep blijkt lastiger. Ik kom vooral uit bij ouderengroepen en het is de vraag of die dynamisch en uitdagend genoeg zijn naar mijn maatstaven. Hoe vreemd ontwikkelt zich de individuele levensloop op dat punt van sociale contacten.
Wetenschappelijk onderzoek naar de levensloop bij oudere mensen laat zien dat de individuele verschillen tussen mensen toenemen naarmate zij ouder worden. Grote verschillen zijn er altijd tussen mensen. Maar kijkend naar leeftijdscohorten, zien we dat, zeker na gemiddeld het 70/75ste jaar die bandbreedte zowel lichamelijk als geestelijk enorm toeneemt. In ouderengroepen is die extra grote bandbreedte vaak zichtbaar en voelbaar en dat vraagt van de individuele personen om een beetje meer empathie naar elkaar. Tegelijk is het de vraag of je in zo’n groep voor jezelf voldoende energie en inspiratie kan vinden. Op mijn 40ste word ik lid van een lokale Rotary. Ik vind dat een mooie uitdaging, temeer omdat ik in die tijd maatschappelijk extra verantwoordelijkheden zoek en wil hebben. De mix van generaties maakt dat het een zeer actieve en dynamische club is, voor elk wat wils. Als met de jaren de gemiddelde leeftijd omhoog schuift, sluipt er enige sleetsheid in de club. Bijkomend effect is dat er weinig animo is bij jonge mensen om zich aan te melden. Ook omdat ik mij professioneel bezig houd met de levensloop van de mens, vraag ik mijzelf af of het niet beter is te stoppen snel na mijn pensionering. Dat doe ik vervolgens, beseffende dat het in de nieuwe levensfase niet zo gemakkelijk is om een aantrekkelijke nieuwe club of groep te vinden. Dat blijkt inderdaad het geval. Maar dan ineens, ruim driekwart jaar geleden, doet zich de kans voor om mee te doen met een nieuwe club van Past Rotarians. Na enige aarzeling (vanwege de door mij gewenste dynamiek) besluit ik toch mee te doen. Wat is er mooier dan vanaf het begin, vol energie en nieuwe plannen met elkaar een club te starten. Ja, dat het allemaal pensionado’s en dus oude wijsneuzen, zoals ik, zijn, dat weet je van te voren. Maar met een beetje goede wil, een lekkere maaltijd en een goed glas wijn, moet het lukken……..Nu een half jaar later en een enquête verder voel ik nog weinig empathie en dynamiek in de groep. Het voelt zelfs een beetje onwennig en ongemakkelijk.
Maar deze fulltime pensionado – ik dus – mag dan een oude wijsneus zijn, hij geeft niet gauw op.
.
Deze week praten we over Trump, Italië, Europa en referenda met het boekje ‘Onbehagen’ van Bas Heijne in ons achterhoofd. We hebben het allemaal vooraf gelezen. Ieder van ons beseft dat het wereldbeeld waarmee wij als naooorlogse generatie opgegroeid zijn, behoorlijk achterhaald is. Als individuen met veel autonomie, stelt de technologie ons in staat met de hele wereld te communiceren. Maar tegelijkertijd worden wij ‘geconfronteerd met de overweldigende verknooptheid der dingen. Er is te veel dat onze aandacht opeist, onze empathie verlangt, ons confronteert met onze eigen beperkingen. Tegelijk is er steeds minder sprake van echt contact.’ Heijne werpt in dit essay een nieuw licht op de beschaafde mens en we merken tijdens onze discussie dat zijn analyses ons helpt. Oplossingen hebben we natuurlijk niet, ook niet na vier uur pittig met elkaar praten. Maar het geeft wel wat rust in onze hoofden, constateren we aan het eind van de avond. Als ik thuis kom, kruip ik moe, maar zeer voldaan mijn bed in.
Al vanaf mijn vroegste jeugd heb ik moeite met vaste regels en de daaraan gekoppelde patronen. Ik denk dat het komt door mijn klassieke katholieke opvoeding, mijn ervaringen als 10-jarige welp bij de padvinderij en mijn driejarig verblijf als 13-jarige seminarist op het jongensinternaat. De overgang, als ik 16 jaar oud ben en losgelaten word in de de beruchte jaren zeventig, kan niet groter zijn. Vanaf dat moment voel ik mij bevrijd en meer individu dan groepsmens. Mijn hele leven heb ik dan ook een soort haat-liefde verhouding met groepen. Ik ben geen man voor standaard groepsreizen, verenigingsleven of andersoortige vaste groepsverbanden.Veelal is er weinig ruimte voor eigen creativiteit en uniciteit, en ik wil niet op de automatische piloot leven. Tegelijkertijd is leven voor mij alleen maar mogelijk in goede sociale verbanden. In mijn werkzame leven heeft het dan ook lang geduurd voordat ik overstag ga voor een vast groepsgebeuren. Ik ben 49 jaar als ik word gevraagd voor de lokale Rotaryclub. Natuurlijk heb ik last van de ‘padvindersregels’ en de voorgeprogrammeerde patronen van een Rotaryclub. Ik probeer daar al die jaren, tegen beter weten in, verandering in aan te brengen. Maar belangrijker is dat je lief en leed met elkaar kan delen, zeker als je elke week bij elkaar komt. Ik heb er ongelooflijk fijne en persoonlijke contacten mogen ervaren. Zo is er met enkele mede Rotarians een echte vriendschap gegroeid, welke tot op de dag van vandaag voortduurt. Dan gebeurt er iets dat mij doet besluiten om te stoppen. Ik ben in de levensfase van fulltime pensionado beland, met andere levensperspectieven en doelen dan voorheen. Ik vind dat ik afscheid moet nemen van de club, om zo ook ruimte voor mijzelf te creëren voor een frisse ‘doorstart’. Net als op mijn 16e, wil ik avontuur, de wereld ontdekken, open tegemoet treden, mijzelf ontwikkelen, maar nu als fulltime pensionado. Nu, drie jaar later, ik ben 70 jaar, mis ik de fellowship eerlijk gezegd. Ik ben dan ook blij verrast als er enkele maanden geleden een Past Rotarian club opgericht wordt en mij wordt gevraagd of ik mee wil doen. Ik aarzel wel even, omdat ik bang ben dat de bekende Rotary mores te veel leidend zal zijn in deze nieuwe club. Centraal staan echter fellowship en behulpzaamheid. Er is geen verplichte attendance en geen service meer en het motto is: ‘Alles mag, niets moet.’ Ik ga daarom het nieuwe avontuur aan met de intentie er samen met de anderen een inspirerende club van te maken. Het duurt even, maar dan wordt in november voor het eerst expliciet gesproken over de invulling en mores van onze nieuwe club. We zijn allemaal wijze, grijze mannen en (helaas enkele) vrouwen. Met onze (levens)ervaring kunnen we dit sociale verband volledig naar eigen inzicht en ideeën inrichten. Zo’n start vraagt om een serie open tafelgesprekken, liefst in wisselende samenstelling, met vragen als: ‘Wat is jouw ideaal voor wat betreft de Past Rotarians en wat kun en wil je daaraan bijdragen?’ En als het ons lukt om die tafelgesprekken vol passie en bevlogenheid te laten plaatsvinden, dan weet ik zeker dat we een solide en unieke basis voor fellowship en behulpzaamheid gelegd hebben voor de komende jaren. Een basis van waaruit we elkaar de komende jaren kunnen blijven inspireren in deze bijzondere en voor ieder unieke levensfase. Bij een club met die mores wil ik graag horen!