20161121_135758Al vanaf mijn vroegste jeugd heb ik moeite met vaste regels en de daaraan gekoppelde patronen. Ik denk dat het komt door mijn klassieke katholieke opvoeding, mijn ervaringen als 10-jarige welp bij de padvinderij en mijn driejarig verblijf als 13-jarige seminarist op het jongensinternaat. De overgang, als ik 16 jaar oud ben en losgelaten word in de de beruchte jaren zeventig, kan niet groter zijn. Vanaf dat moment voel ik mij bevrijd en meer individu dan groepsmens. Mijn hele leven heb ik dan ook een soort haat-liefde verhouding met groepen. Ik ben geen man voor standaard groepsreizen, verenigingsleven of andersoortige vaste groepsverbanden.Veelal is er weinig ruimte voor eigen creativiteit en uniciteit, en ik wil niet op de automatische piloot leven. Tegelijkertijd is leven voor mij alleen maar mogelijk in goede sociale verbanden. In mijn werkzame leven heeft het dan ook lang geduurd voordat ik overstag ga voor een vast groepsgebeuren. Ik ben 49 jaar als ik word gevraagd voor de lokale Rotaryclub. Natuurlijk heb ik last van de ‘padvindersregels’ en de voorgeprogrammeerde patronen van een Rotaryclub. Ik probeer daar al die jaren, tegen beter weten in, verandering in aan te brengen. Maar belangrijker is dat je lief en leed met elkaar kan delen, zeker als je elke week bij elkaar komt. Ik heb er ongelooflijk fijne en persoonlijke contacten mogen ervaren. Zo is er met enkele mede Rotarians een echte vriendschap gegroeid, welke tot op de dag van vandaag voortduurt. Dan gebeurt er iets dat mij doet besluiten om te stoppen. Ik ben in de levensfase van fulltime pensionado beland, met andere levensperspectieven en doelen dan voorheen. Ik vind dat ik afscheid moet nemen van de club, om zo ook ruimte voor mijzelf te creëren voor een frisse ‘doorstart’. Net als op mijn 16e, wil ik avontuur, de wereld ontdekken, open tegemoet treden, mijzelf ontwikkelen, maar nu als fulltime pensionado. Nu, drie jaar later, ik ben 70 jaar, mis ik de fellowship eerlijk gezegd. Ik ben dan ook blij verrast als er enkele maanden geleden een Past Rotarian club opgericht wordt en mij wordt gevraagd of ik mee wil doen. Ik aarzel wel even, omdat ik bang ben dat de bekende Rotary mores te veel leidend zal zijn in deze nieuwe club. Centraal staan echter fellowship en behulpzaamheid. Er is geen verplichte attendance en geen service meer en het motto is: ‘Alles mag, niets moet.’ Ik ga daarom het nieuwe avontuur aan met de intentie er samen met de anderen een inspirerende club van te maken. Het duurt even, maar dan wordt in november voor het eerst expliciet gesproken over de invulling en mores van onze nieuwe club. We zijn allemaal wijze, grijze mannen en (helaas enkele) vrouwen. Met onze (levens)ervaring kunnen we dit sociale verband volledig naar eigen inzicht en ideeën inrichten. Zo’n start vraagt om een serie open tafelgesprekken, liefst in wisselende samenstelling, met vragen als: ‘Wat is jouw ideaal voor wat betreft de Past Rotarians en wat kun en wil je daaraan bijdragen?’ En als het ons lukt om die tafelgesprekken vol passie en bevlogenheid te laten plaatsvinden, dan weet ik zeker dat we een solide en unieke basis voor fellowship en behulpzaamheid gelegd hebben voor de komende jaren. Een basis van waaruit we elkaar de komende jaren kunnen blijven inspireren in deze bijzondere en voor ieder unieke levensfase. Bij een club met die mores wil ik graag horen!