De laatste weken denk ik vaak aan het begrip interbellum. Ik zie mijn geschiedenisleraar op de Kweekschool in 1969 nog de grafieken op het schoolbord tekenen, waaruit blijkt hoe er telkens in de geschiedenis na enkele decennia een einde komt aan een interbellum. Hij behandelt in die les uitgebreid de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in 1951. Deze Europese Organisatie was bedoeld om oorlog tussen West-Europese landen onmogelijk te maken. De productie van kolen en staal gold toen namelijk als belangrijkste middelen voor de productie van oorlogswapens. Het is de voorloper van de Europese Unie en mijn geschiedenisleraar denkt dat deze politieke samenwerkingsvorm het mogelijk maakt dit interbellum mechanisme eindelijk te doorbreken. Bijna 40 jaar lang heb ik hierop nog goede hoop gehad, maar nu ben ik er niet meer zo zeker van. Bang voor een nieuwe Wereldoorlog ben ik niet, maar wel bekruipt mij het gevoel dat we zeer, zeer hard moeten werken met elkaar om te voorkomen dat ‘de pleuris’ uitbreekt in Nederland, in Europa en in de rest van de wereld. Ik vind het steeds lastiger om bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen van dit moment te begrijpen: het toenemende populisme, de racismediscussie, de Brexit, de verkiezing van Trump, de referenda, de vluchtelingen, de multiculturele samenleving, de ontwikkelingen in Europa, Syrië en Turkije. Laat ik me beperken tot mijn eigen Nederland, waar veel onvrede en boosheid hoorbaar en zichtbaar is. Ik kan daar echt wel begrip voor opbrengen. Maar in plaats van samen naar oplossingen zoeken, heb ik het gevoel dat we juist tegen elkaar worden uitgespeeld en dit mechanisme wordt steeds sterker. Onze pluriforme samenleving dreigt te gaan bestaan uit twee groepen: je bent links of rechts, je bent voor of tegen, zwart of wit, Nederlander of niet. Populisten gaan er in met harde oneliners, want zij willen vooral niet klinken als het establishment, dat het altijd beter weet. Ikzelf word geplaatst in de vakjes ‘babyboomer, blanke man, hoogopgeleid, aardig pensioentje, dus je hebt gemakkelijk praten’. Maar, ik ben wie ik ben en al 70 jaar probeer ik iets te maken van mijn leven en van dat van mijn medemensen. Ik ben opgevoed met de simpele opdracht mijn talenten te ontwikkelen en die, waar mogelijk, ten dienste te stellen van de samenleving. Dat klinkt wat zwaar, en zo voelt het soms ook, maar gelukkig lang niet altijd. Niet dat ik mijzelf met deze levensinstelling nu zo op de borst hoef te kloppen, want veel gaat er ook mis. Ik probeer in ieder geval met vallen en opstaan een mensenmens te zijn. En zo bijzonder is het ook weer niet, want in mijn landje zijn miljoenen medemensen mensen, die dat ook op geheel eigen wijze dagelijks in de praktijk brengen.
En als er één kenmerk is van ons kleine Nederland is het wel de enorme gedifferentieerdheid van onze samenleving en dat al eeuwen lang. Als ik veel nadenk, mij zorgen maak en niet goed weet hoe dit op te lossen, ga ik wel eens heerlijk dagdromen. Ik droom van een flashmop. Al deze miljoenen medemensen mensen zijn ineens in volle glorie zichtbaar bij Pauw, bij de Wereld draait door, bij Hart van Nederland, bij de stembureau’s, en ook in de straten en in de buurten waar medemensen het moeilijk hebben. En zij geven elkaar hugs, dansen en zingen met z’n allen: ‘Zoveel miljoen mensen op dit kleine stukje aard.’ En als het lied uit is, gaan ze samen, zwart/wit, arm/rijk, links/rechts, Nederlander/Medelander, gelovige/niet gelovige, naar de kroeg of naar de kerk of moskee, of naar hun werk, of naar hun huis dat staat in een buurt waar mensen leven met het motto ‘Je mag zijn, wie je bent.’
.
Ha Geert,
Ik werd door iemand geattendeerd op dit fantastisch betoog van Terlouw dat wel een beetje bij jouw flashmop past:
https://decorrespondent.nl/5783/bekijk-dit-ontroerende-pleidooi-van-jan-terlouw-om-de-aarde-het-klimaat-en-het-vertrouwen-in-elkaar-te-herstellen/1031880913151-355ca482
Kees Clement