In het prachtige, ongerepte Hustai natuurreservaat zien we dankzij de arendsogen van onze gids in de verte op een heuvel bij een rotsblok twee wilde Przewalski paarden staan. Jammer genoeg is het bezoek aan dit gebied het laatste onderdeel van onze nomadentrip. We hebben nog een ritje naar de hoofdstad Ulaanbator voor de boeg. Daar zullen we nog anderhalve dag verblijven en dan met de Transmongolië trein verder reizen naar Beijing.
Onderweg moet er in de auto gezongen worden, vindt onze gids. Zij zingt een Mongools liedje, terwijl de chauffeur meebromt. Dan zijn wij aan de beurt. Bij gebrek aan beter zingen we maar ‘Daar in dat kleine café aan de haven’ gevolgd door een couplet van ons volkslied.
We stoppen nog even voor een late lunch en praten (met handen en voeten) nog wat na over de afgelopen dagen. Natuurlijk bedanken we onze gids en chauffeur. Dan rijden we Ulaanbator binnen en worden wij naar ons hotel Danista gebracht. De doodlopende straat naar dit hotel ziet er niet uit, maar het hotel helemaal aan het eind is prima. Het ziet er overal in de stad armoedig en niet onderhouden uit. De miljoenenstad staat vol met hoge grijze woongebouwen uit de Russische tijd. Hier en daar zie ik modern uitziend gebouwen, vaak half afgebouwd. Aan de randen van de stad wonen de mensen nog gewoon in een ger. Daar staan ook enkele grote fabrieken, die er angstaanjagend qua milieuvervuiling uitzien.
Vier dagen hebben we uiterst sober geleefd. Bizar hoe snel je weer verlangt naar comfort en luxe zaken. Zo gauw we in de stad zijn, zetten we de knop om. Onze eerste actie op de hotelkamer met airco (!) is natuurlijk douchen en opfrissen. Vervolgens gaan we op zoek naar een bar waar we een lekker drankje kunnen scoren. Vlakbij ons hotelletje zien we een groot vijfsterren hotel, dat een rooftop bar heeft op de 17e verdieping. Even later kijken we uit over de skyline van Ulaanbator en maken we samen een heerlijk fles sekt klein. Hierna verorberen we in een Koreaans restaurant voor nog geen tien euro een heerlijke Koreaanse rijsttafel inclusief drank. Het voelt een beetje ongemakkelijk, want met zulke prijzen zijn de lonen ongetwijfeld zeer laag. In een paar uur tijd zitten we weer helemaal in de consumptieve vakantiemodus.
De volgende dag slenteren we over de Peace Avenue, de grootste straat in de stad. Onderweg komen we langs het beroemde warenhuis State Department Store. Je kunt dit warenhuis vergelijken met onze Bijenkorf. Er lopen vandaag niet veel mensen rond. Het lijkt me eigenlijk veel te luxe voor de lokale bevolking. Een eindje verder kom je op het centrale plein: Sukhbaatar Square. Natuurlijk staat hier een groot standbeeld van de grote veroveraar Denghis Khan. Dit plein is de place to be als je iets te vieren hebt. En bij al die speciale gelegenheden lopen de Mongolen in orginele kleding, die er heel fleurig uitziet. Veel hebben we verder niet bekeken in de stad. Het is 36 graden en als je even gelopen hebt, zoek je het liefst een schaduwplekje met een verfrissing. Echte taxi’s zijn er niet. Iedereen die een auto heeft, mag voor taxi spelen en die kun je dan aanhouden. Men zet dan de kilometerteller dagstand op nul. Je schijnt iets meer te betalen dan de benzinekosten.
Het is zaterdag 22 juli als we ’s morgens vroeg op de trein stappen naar Beijing. We kunnen niet geloven dat we pas tien dagen onderweg zijn. We hebben zoveel meegemaakt en indrukken opgedaan, eerst in Rusland en nu dan in Mongolië. We hebben een mooie tweepersoonscoupé, inclusief een heerlijke fauteuil! Samen met de naastgelegen coupé delen we een toilet en douche. Het is heerlijk om de komende 32 uur lekker te ontspannen in de trein en alle indrukken een beetje laten bezinken.