In de bijlage van Trouw lees ik onlangs een prachtig essay van Willem Jan Otten. De titel is zeer uitdagend: ‘Oud worden, je kunt er niet jong genoeg mee beginnen.’ Voor de opa van Willem Jan Otten is anciënniteit een pluspunt, zelfs een soort verdienste. Het is in die tijd normaal dat je dat oud zijn al vroeg laat zien met behulp van wandelstok en gleufhoed. Dat is ruim honderd jaar later wel even anders. Ik ben achtenzestig jaar, maar voel me jonger! Tegenwoordig zegt bijna iedereen dat, ik ook. Maar waarom eigenlijk? Ik doe, aangestuurd door mijn lief, mijn uiterste best om er jong uit te zien. Nu zie ik er kennelijk ook niet heel oud uit, want mensen reageren verbaasd als ze mijn leeftijd horen. Steevast is de reactie: ‘Nou, dat zou je toch echt niet zeggen!’ Het klinkt mij positief in de oren, maar het klinkt ook alsof het niet mooi is om oud te zijn. Misschien wel daarom heb ik het woord fulltimepensionado bedacht. Hiermee duid ik enigszins eufemistisch een zelfstandige levensperiode aan, waarin net als al die andere periodes daarvoor in mijn leven, van alles kan groeien en bloeien. Tegelijkertijd is het ook de periode van mijn leven om mijzelf te herkennen in de menselijke strijd om te leven en de afwijzing van de naderende dood. Meer dan in de eerdere levensfasen vraag ik mij wel eens af, of het nou wel zo fijn is om in deze levensperiode te zitten. Het wezenlijke onderscheid met alle andere levensfasen is natuurlijk het onvermijdelijke perspectief van doodgaan, gewoon omdat het hoort bij het leven. Bij de opa van Willem Jan Otten speelt dat veel minder, want doodgaan is in de 19e eeuw geen taboe. In die tijd en alle eeuwen daarvoor is de dood in alle levensfasen zichtbaar onderdeel van het leven. Ik lees in de kroniek van de familie Beke dat in 1890 mijn opa Hendricus Petrus Beke bijna 14 jaar oud is als zijn vader overlijdt en hij samen met zijn moeder moet zorgen voor vier broers en zusjes. Betrekkelijk kort daarop sterven er nog twee kinderen, mijn opa is dan 18 jaar. Drie generaties verder vinden we jong sterven niet normaal. Doodgaan is voor oude mensen en dan bedoel ik écht oude mensen, dus ook niet als je mijn leeftijd hebt. Het meest existentiële van ons menselijke bestaan ‘leven om dood te gaan’ schuiven we steeds verder voor ons uit. We kunnen vervolgens moeilijker omgaan met de dood en misschien dus ook wel met het leven. We doen krampachtig pogingen jong te blijven. In de ondertitel van dit essay staat: ‘In elke levensfase hebben we iets anders te doen. Maar we kunnen ons niet vroeg genoeg voorbereiden op de laatste zone van het leven.’ Het is een beetje zwaar aangezet, maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. DSC00768De cultuurfilosoof Arnold Cornelis geeft aan dat de mens vanuit zijn onbewuste logica van het gevoel de emoties angst, boosheid en verdriet eerst ervaart als negatief. De mens wordt niet geboren met positieve emoties, die moet hij verwerven in een cultureel leerproces: ‘Logica is strijd, er steekt een wil achter, de wil om als mens te leven. Als dat lukt dan levert het de mens gedurende zijn leven momenten van geluk en liefde op en dat zijn positieve emoties.’ Het leven kan soms, of vaak, zwaar aanvoelen, maar ook licht of gewoon. De nuance ervan zal niet alleen afhangen van de omstandigheden, waarin de mens leeft, maar evenzeer van de mate van zelfsturing die iemand gedurende zijn leven ontwikkelt. Wij zijn, voor zover bekend, de meest gevoelige wezens op aarde. Dat gevoel kan ieder voor zich ontwikkelen vanaf de eerste snik bij je geboorte tot de laatste snik op je sterfbed. Met een hoge mate van zelfsturing kun je gevoelens van angst, boosheid en verdriet plaats laten maken voor het oerverlangen naar geluk en liefde. Met dat oerverlangen kan ieder mens tijdens zijn korte leven, op geheel eigen wijze, klein of groot, een unieke bijdrage aan een leefbare wereld geven. Nu, in de zone van mijn leven als fulltimepensionado aangekomen, is voor mij de tijd daar om de balans van dit oerverlangen in mijn eigen leven extra te beschouwen en tegelijk door te (be)leven

tot de laatste snik….