Zoals veel fulltimepensionado’s kijk ik af en toe terug naar mijn eerdere levenszones. Afhankelijk van de periode doe ik dat met enige weemoed, of met warme gevoelens, of met verbazing, en enkele keer met een beetje wrok. Eerlijk gezegd heb ik tot nu toe nooit het gevoel gehad, iets uit mijn leven over te willen doen. Misschien komt dat omdat ik redelijk tevreden ben met hoe mijn leven tot nu toe verlopen is. Wat ik wel aan terugkijken interessant vind, is te ontdekken waarom ik nu tevreden ben? Als ik denk aan mijn kind-zijn voelt dat als een periode van geborgenheid en warmte, hoewel daar ook wel moeilijke momenten in zitten, zoals de jarenlange ziekte van mijn vader. Ik heb hem nooit gezond gekend. Even heb ik mij ontheemd en buitengesloten gevoeld als ik tussen mijn 12e en 15e levensjaar op het internaat oftewel het klein seminarie zit. Daarna in mijn puber- en adolescentieperiode ontdek ik de wereld van de grote mensen, van uitgaan, van stappen met vrienden en op jacht gaan naar meisjes. Terugdenkend aan die periode realiseer ik mij, dat ik blij mag zijn dat alles toen goed is gegaan. Lang niet altijd is er sprake van verantwoordelijk gedrag. Gelukkig heb ik een veilige thuisbasis, waar mijn moeder met veel levenslust en levenskracht haar opgroeiend kroos weet op te vangen. Ik ben pas op mijn 27ste jaar op mijzelf gaan wonen. Als ik terugdenk aan de periode van mijn werkzame leven, verbaas ik mij er wel eens over, dat ik al snel een leidinggevende positie krijg en die eigenlijk altijd in mijn banen daarna gehad heb. Een enkele keer ben ik behoorlijk persoonlijk gekwetst door een collega en dat doet zeer. Toch heeft mij dat nooit weerhouden open en transparant naar anderen mijn werk te blijven doen. Het is mij gelukt redelijk sturing te geven aan mijn leven en altijd de keuzes te maken die het best bij mij passen. Ik realiseer mij nu heel sterk, dat ik die keuzes alleen heb kunnen maken dankzij hulp van anderen: de eerste 25 jaar van mijn ouders, grootouders, mijn broers en zussen, enkele familieleden (tante Truus en oom Geer, oom Piet en oom Joep) en vrienden (de Bennen). Daarna is het vooral mijn lief waarmee ik nu al meer dan 40 jaar van mijn leven deel. Samen met onze dochter en zoon is dat het mooiste dat mij is overkomen! Het leven is mens-zijn en dat houdt in, voortdurend bindingen aangaan met andere mensen tot aan de laatste snik. Het fundament voor het aangaan van bindingen is gelegd door mijn ouders. Mijn vader en moeder komen gelukkig ook uit een warm en goed nest. Mijn oma van moederskant (Oostendorp – Drost) noemen we als kinderen ‘kleine oma’. Als ik 11 jaar ben, overlijdt zij. Ik herinner mij haar als een heel lieve oma, met dezelfde zachte wangen als mijn moeder. Ik zie haar altijd voor me met de rozenkrans in haar hand, biddend voor haar zoon en dochter die als missionaris en missiezuster ergens diep in Afrika leven. Na haar overlijden heeft opa Oostendorp ruim 10 jaar deel uitgemaakt van ons gezin. De oma van mijn vaderskant (Beke-Simonis) noemen we ‘grote oma’. Zij is fysiek ook een redelijk forse vrouw, die met groot gezag en heel veel liefde haar 11 kinderen heeft grootgebracht. Haar man, opa Hein Beke, is in 1949 overleden, die heb ik niet echt gekend. Ik zie haar altijd voor me, zittend in een grote stoel bij de schoorsteen en tussen haar vingers een sigaret met een grote askegel. Grote oma is voor ons gezin met zes kleine kinderen een rots in de branding. Vijftien jaar lang staat zij mijn moeder bij, als mijn vader weer eens maanden in het ziekenhuis ligt, of in het sanatorium in Davos in Zwitserland moet revalideren.
Nu vele jaren later bezoek ik regelmatig het familiegraf Beke op de zeer rustieke begraafplaats Moscowa in Arnhem. In het graf liggen mijn opa, oma en mijn vader. Op het graf staat de urn met de as van mijn moeder. Ik sta daar dan met een gelukkig gevoel, veeg de steen en urn een beetje schoon, klungel wat links en rechts van het graf en tot slot zet ik er verse bloemen op,
Liefst lentebloemen, om zo het nieuwe leven te vieren.