Ik weet het nog goed; onze dochter is net geboren en ligt in de armen van mijn lief, als zij zegt: ‘Die heb ik voor mijn hele leven.’ Dat zeg je maar één keer op die indringende toon, maar het geldt natuurlijk ook voor onze zoon, die twee jaar later geboren is. In het begin van ons huwelijk wil ik wel snel kinderen, maar mijn lief, die een stuk jonger is, wil daar nog niet aan denken. Ik ben in die tijd nog een beetje ouderwets in mijn opvattingen over huwelijk en nestelen. Mijn lief is veel progressiever in haar opvattingen, maar die grote verschillen horen bij de jaren zeventig. Wij hebben uiteindelijk na tien jaar samen-zijn bewust de keuze gemaakt voor kinderen. Ons toenmalige verblijf in Kenya heeft daar zeker toe bijgedragen. Kenianen kunnen zich niet voorstellen dat iemand het krijgen van kinderen bewust uitstelt en dat zeggen ze ons ook. Eerlijk gezegd is ook het feit dat mijn lief de dertig gepasseerd is, voor haar een belangrijke fysiologische reden. De zwangerschapsperioden zijn spannend, vooral in het begin en aan het eind. In die tijd was het ook een beginnende trend dat vaders met de moeders mee hijgden tijdens bevallingsoefeningen en dat zij instructies kregen hoe babyluiers te verschonen en de fles klaar te maken en te geven. Aan dat hijgen heb ik niet meegedaan, aan de rest wel, met veel plezier overigens. Voor mij is dat geen opgave, omdat ik van nature een zorgend type ben. Als vader in spé kan ik me nog goed herinneren, dat ik tijdens de beide zwangerschapsperioden en ook bij en vlak na de geboorte een gevoel had ‘van er buiten staan’. Mijn vaderrol beredeneer ik in die periode vooral rationeel, maar deze echt heel diep van binnen voelen, lukt me dan nog niet. Ik heb dat toen als heel lastig ervaren, eerlijk gezegd. Maar eenmaal geboren houd ik zielsgelukkig mijn dochter en later mijn zoon in de armen en voel ik mij een echte, beretrotse vader. Ook ik kan dan uit de grond van mijn hart zeggen ‘Die heb ik voor mijn hele leven!’
Kinderen worden snel groot, misschien wel te snel, denk ik wel eens. Eerst zijn mijn lief en ik tien jaar samen, dan vormen we met onze kinderen zo’n twintig jaar een gezinnetje en voor je het weet vliegen zij uit het nest. Dan zijn we weer met z’n tweeën, nu ook al weer tien jaar. Het eerste proces van loslaten van onze kinderen begint als ze op zichzelf gaan wonen in Rotterdam. Onze dochter is de eerste. Gelukkig – vooral voor onze gemoedsrust – kan ze met een vriendin, ieder een eigen kamer huren in hetzelfde pand. Onze zoon kiest daar twee jaar later voor. Omdat wij dan toch verhuizen van Vlaardingen naar Rotterdam, gaat hij maar op kamers. In die fase van het gezin-zijn vindt een natuurlijke onthechting plaats. De studerende kinderen worden dan al snel volwassenen met een eigen leven en voor ons als ouders breekt de tijd aan wederom ons eigen leven te leiden. Ikzelf ben nog overdreven bezorgd om de kinderen, maar we zien gelukkig dat het hun goed gaat. Hoewel volwassen, hebben wij het onder elkaar en met vrienden altijd over onze kinderen. Wij willen als ouders graag onze kinderen blijven volgen-op-afstand, en waar mogelijk steunen door er in ieder geval voor hen te zijn als zij ons nodig hebben, soms gevraagd en soms ongevraagd. We mogen meekijken over hun schouders bij het afronden van de studies en daarna bij het zoeken naar een baan. Maar dan komt het onvermijdelijke, tweede grote moment van loslaten: je kinderen worden verliefd. Er komen relaties in beeld met anderen, die houden van jouw kind. Het is normaal, zelfs fantastisch, maar het voelt heel even alsof iemand jouw kind overneemt. Als je dan ziet hoe dit liefdesgeluk wordt beleefd, verandert dat gevoel snel, want je weet dat er op de wereld niets mooiers is dan dat je kinderen gelukkig zijn. Het gezinnetje wordt een familie.
Het is 17 mei 1974: mijn lief en ik geven elkaar het ja-woord. Uit de luidsprekers klinkt het liedje: ‘Als er een ster valt mag je een wens doen, mag je een wens doe als je het ziet….’. En toen……toen viel er een ster…….