Het is 1997 en als directeur van een zorg- en verpleegcentrum laat ik af en toe mijn gezicht zien op de verpleegafdeling voor demente ouderen. Professionals zeggen: psychogeriatrische afdeling, maar in de volksmond raakt deze term niet in zwang. Dit zorgcentrum staat voor kleinschaligheid en eigentijds intramuraal wonen en is onderdeel van een grote regionale Stichting. De afdeling voor 24 demente ouderen is verdeeld in drie groepen. De zwaarte van de dementie bepaalt in welke van de drie groepen iemand komt te wonen. Elke groep van 8 heeft een eigen huiskamer. De omvang en de niveaus van het zorgteam zijn volgens de normen. Verder is zo goed als alles vastgelegd in protocollen. Maar belangrijker nog is de inzet en motivatie van het zorgteam en die is groot. Familie kan altijd binnenvallen en een aantal van hen helpt graag als vrijwilliger mee in de huiskamers. Eerlijk gezegd moet ik mij voor het bezoeken van deze afdeling altijd extra geestelijk voorbereiden. De indrukken die ik daar opdoe, komen nogal erg heftig bij mij binnen. Ik raak daar in al die jaren niet aan gewend. 

Meestal breng ik een middagbezoekje aan een van de huiskamers, waar de meeste bewoners zich gedurende de dag ophouden. Als ik binnenkom is het rustig. Sommige bewoners zitten enigszins wezenloos voor zich uit te kijken. Ik ga bij een groepje zitten dat zachtjes meeneuriet met de muziek die in de huiskamer klinkt. Dan wil één van de bewoners naar het toilet en heeft daarbij hulp nodig. Volgens het protocol moet de ziekenverzorgende deze handeling begeleiden. Zij zijn nog niet weg of ineens slaat de onrust toe. Uit het niets begint een andere bewoner te roepen en te schelden; tegen niemand in het bijzonder overigens. De aanwezige vrijwilliger probeert deze bewoner af te leiden, maar dat lukt niet echt. Dan is het maar goed dat ik ook in de huiskamer ben, want weer een andere bewoner roept nu ook dat ze naar het toilet moet. Ik probeer haar op mijn beurt gerust te stellen en zegt dat ze even moeten wachten op de zuster. Maar dat helpt niet en ze begint zo wild aan haar rok te trekken, dat deze half los komt te hangen. Ik weet niet meer wat te doen, het verlies aan decorum is groot. Gelukkig komt op dat moment een zuster van de andere huiskamer op het rumoer af en wordt ook deze mevrouw op tijd geholpen voordat ze helemaal onder de urine en ontlasting zit. De rust in de huiskamer keert na enige tijd weer terug. Mijn middagbezoekje zit er op, ik ga op weg naar andere werkzaamheden, wel weer met een zwaar gemoed, maar beretrots op de medewerkers en vrijwilliger.
image-581293Twee weken geleden lees ik over een onderzoek naar gebruik van ‘geweld’ in thuissituaties met dementerenden. Ik voel de wanhoop en de onmacht van de mantelzorgers. Die onmacht voel ik weer als vorige week twee mannen uit Den Haag hun wanhoopskreten laten optekenen door een journalist. Hun geliefden zijn dement en krijgen naar hun mening in deze Haagse zorginstelling niet de goede zorg. Er wordt niet naar hen geluisterd en daarom luiden zij (terecht) de alarmbel. Via de voorpagina van de krant en de vele actualiteitsprogramma’s wordt deze noodkreet op landelijk niveau getild. Het gaat namelijk over de moeder van de huidige staatssecretaris van VWS en laat hij nu politiek verantwoordelijk zijn voor de transitie in de zorg, waar al maanden veel onrust over heerst. Onbegrip, woede, angst, hoon, alles wordt uit de kast getrokken. In twee dagen tijd zijn er een aantal schandpalen opgericht, waar half Nederland omheen staat om schande te roepen. Gelukkig duurt dit mediaspektakel maar enkele dagen, dan is er weer ander (negatief) nieuws. Hoe mooi is het niet als we over een maand in de krant kunnen lezen hoe deze Haagse zorginstelling de situatie heeft verbeterd. Maar ook hoe de politiek in haar algemeenheid en de staatssecretaris in het bijzonder ons via de veelbekeken praatprogramma’s laten weten welke bruggen zij geslagen hebben.

Misschien groeit er dan iets van een zo breed mogelijk draagvlak van waaruit met vallen en opstaan gezamenlijk invulling gegeven gaat worden aan de transitie van de zorg.