Ik denk steeds vaker terug aan mijn ouders. Tijdens familiefeestjes en dergelijke, zoals bijvoorbeeld onze jaarlijkse broersdag, zijn onze ouders veelvuldig het gespreksonderwerp. We praten dan met elkaar over onze opvoeding en over wederzijdse karaktereigenschappen. Ik vind het prettig om ‘iets’ van wat ik heb, of van wat ik meemaak te relateren aan mijn vader en/of moeder. Ik ben harstikke trots op hen, zeker op de manier waarop zij er voor geknokt hebben om van het (moeilijke) leven iets positiefs te maken, hoe kort ook als het mijn vaders leven betreft. Ik vind mijzelf in mijn gezicht wel op mijn vader lijken, terwijl mijn handen erg op die van mijn moeder lijken. Dat is leuk om te constateren. Maar als het gaat om karaktereigenschappen en levenshouding is het wat lastiger inschatten en valt daar natuurlijk uitgebreid over te discussiëren.
In mijn reconstructie van het verleden, schat ik in dat mijn ouders behoorlijk conservatief katholiek geweest zijn, zeker mijn vader. Hij geloofde sterk in wonderen, zoals die bijvoorbeeld in Lourdes hebben plaatsgevonden. In de kast in onze voorkamer stonden altijd wat flesjes met Lourdes water. Een ‘hard’ bewijs van dat denken van mijn vader, komt enkele jaren geleden bij toeval tevoorschijn. Via een familie die ook Beke heet, krijgt mijn broer een krantenknipsel van 29 mei 1954. Dit artikel heeft als titel: ‘Wonderbare genezing op voorspraak van de Madonna der tranen’. Het gaat over mijn vader: ‘Een vader van zes kinderen die door de medici van het sanatorium te Davos in Zwitserland wegens vergevorderde dubbelzijdige longtuberculose was opgegeven, is genezen uit Zwitserland in Nederland teruggekeerd. De heer Beke schrijft zijn genezing toe aan de tussenkomst van de Madonna der Tranen, het wonderbare Mariabeeld te Syracuse op Sicilië. Hij had vanuit Davos een brief geschreven aan Mrg Baranzini, de aartsbisschop van Sicilië en was tegelijk een novene begonnen ter ere van de Madonna. Hij kreeg een lapje stof toegestuurd dat aan het Mariabeeld was aangestreken. Enkele maanden later bleek uit foto’s van zijn longen dat hij genezen was.’ —- Echter niet lang daarna werd hij wederom ernstig ziek en is hij uiteindelijk zeven jaar later overleden in het sanatorium De Klokkenberg in Breda. Met dat conservatieve katholieke denken, zeker in die tijd, is niets mis, maar omdat ik mijzelf juist erg progressief vind en graag op mijn vader wil lijken, denk ik wel eens: ‘Als mijn vader was blijven leven, was hij net als mijn moeder veel progressiever geworden. Wij kinderen hadden hem daartoe uitgedaagd en gedwongen als het ware. Na zijn dood vormen we misschien nog wel een hechter gezin dan daarvoor. Maar wij zitten wel midden in de wilde jaren zestig: de protestjaren. Voor het eerst is er sprake van een jongerencultuur die zich op allerlei verschillende manieren afzet tegen hun ouders. Het is het decennium van de flower power, de hippies en de provo´s. De tijd van Twiggy, de minirok, Dolle Mina’s, Beatmeisjes en de opkomst van massaconsumptie. Met soepele en warme hand leidt mijn moeder haar zes kinderen door deze naoorlogse periode van bevrijding, democratisering, verzet en ontwikkeling. We worden gestimuleerd serieus aan onze toekomst te werken, maar we mogen ook genieten van het jong zijn. Een mooier gevoel van ’s nachts na het stappen thuiskomen kan ik mij niet bedenken: het maakt niet uit hoe laat ik thuiskom, als ik haar maar even – zittend op de rand van haar bed – uitgebreid verslag doe en haar vervolgens knuffel. Het katholieke geloof wordt vanaf die periode ook door mijn moeder luchtiger en kritischer beleefd, hoewel enig conservatisme blijft hangen. Als ik haar in 1973 vertel dat ik met mijn lief ga samenwonen (nog ongehuwd), vindt zij dat niet leuk en zegt dat ook. Maar tegelijkertijd geeft ze aan dat het onze eigen verantwoordelijkheid is. Bijzonder wordt in die periode ook haar relatie met haar broer en zus, missionaris en missiezuster, die na 50 jaar missiewerk in Afrika voorgoed terugkomen in Nederland. De warmte en genegenheid spat er van af, ondanks de grote levensbeschouwelijke verschillen. Eindelijk in de laatste fase van hun leven, kunnen zij als broer en zussen van elkaars aanwezigheid genieten.
Trouw, liefde, verantwoordelijkheid nemen, niet neerslachtig zijn, maar uitdagingen zoeken en als het kan genieten, dat hebben mijn ouders voorgeleefd en aan mij meegegeven.
Een wat luchtige opmerking. Ik denk dat je de krullen van je moeder hebt.
Beste Geert,
Je lijkt inderdaad op je vader. Je moeder herken ik vanuit mijn jeugdjaren, ook fijn-katholiek en haar hoedje op voor de zondagse mis. Mijn pa was NH en dat gaf soms problemen, maar niet erg groot. Ik ben RK gedoopt en opgevoed, maar “”doe”” er niets meer aan, Pauline is gereformeerd gedoopt en doet er ook niets meer aan, mijn kinderen zijn allen gedoopt, maar zijn niet kerkelijk.
De buurman en buurvrouw van nr. 100
Lieve Geert, blijf bloggen. Ik volg je graag. En wat mij betreft: uit de verhalen die ik ken middels Ben, weet ik dat mevrouw Beke na het overlijden van jullie vader niet alleen haar eigen kinderen, maar ook al hun vrienden een warm thuis heeft gegeven. En dat beklijft nog steeds en wordt zelfs overgebracht op aangetrouwde vrienden/vriendinnen zoals ik.
En wat mij natuurlijk het meest aansprak (ik leerde haar kennen toen jullie allemaal al lang uit huis waren), dat jouw moeder Cis altijd zo kon genieten bij jullie en jullie gezinnen thuis. In een gemakkelijke stoel, asbakje over de leuning, een glas sherry in haar hand (fleurig gelakte nagels) en belangstelling voor iedereen!