Ik ben blij met de decentralisatie van zorg en welzijn naar gemeenten. Tegelijkertijd echter maak ik mij samen met veel andere Nederlanders hier wel enige zorgen over. Mijn grootste zorg is dat er een transitie plaatsvindt vanuit het bestaande centrale denk- en doekader, dat in al haar geledingen zwaar verburocratiseerd is. Er is sprake van vastgeroest denken en handelen dat na meer dan vijftig jaar in de genen van onze democratische geledingen is terechtgekomen: van de politicus, van de ambtenaar en van de burger. We kunnen niet anders dan constateren dat het huidige stelsel grondig op de schop moet. De kosten groeien en groeien, de versnippering is gigantisch, en veel mensen krijgen nog niet de zorg die ze nodig hebben. De komende decentralisatie moet het mogelijk maken dat straks niemand buiten de boot zal vallen en dat alle mensen die werken in deze sectoren dat met grote passie en toewijding kunnen blijven doen. De Amerikaan Benjamin Barber, die ik al eens eerder heb genoemd, vindt dat de democratie teruggelegd dient te worden, dichtbij de burgers, dus bij de stadsgewesten of steden. ‘Kijk naar New York’, zegt Barber, ‘het heeft net als Nederland ruim 16 miljoen inwoners. Als we kijken hoe het bestuurd wordt, is er één burgemeester met zes wethouders en 49 deelgemeenten. Elke deelgemeente is ongeveer zo groot als Rotterdam.’ Kijken we naar Nederland dan hebben we van ‘boven naar beneden’ een minister president met 12 ministers en 7 staatssecretarissen, de eerste kamer (75 leden) en de Tweede Kamer (175), 12 Provinciale Staten en ruim 400 Gemeenten met allemaal een burgemeester met tig wethouders en (vaak) een grote gemeenteraad. Daarnaast hebben we nog 24 Waterschappen en 3 Eilandsraden. Enkele weken geleden is deze Barber in Nederland om een Global Parlement van Burgemeesters in Europa op te richten. Hij pleit voor meer macht aan de burgemeesters van steden of stadsgewesten. Zij zijn bij uitstek in staat binnen het huidige ontwikkelingstempo en de complexiteit van het mondiale leven bruggen te slaan tussen betrokken burgers, bedrijven, scholen, stichtingen, lokale bewegingen, die allen tezamen zowel stakeholders als probleemoplossers zijn. Een van de grote Nederlandse voorbeelden is burgemeester Rob van Gijzel, die al jaren volop actief is om langs deze weg zijn regio Eindhoven bloeiend en welvarend te maken. In feite is nu de overheveling van zorg en welzijn naar gemeenten een stapje in de richting, zoals Barber het graag ziet. Het is dichter bij de burger en biedt meer kans voor zelfbeschikking, mits er door de politicus, de ambtenaar, de burger buiten gebaande wegen gekeken en gedacht wordt. In Rotterdam bijvoorbeeld is er al vanaf 2014 de Münchhausen beweging. Een beweging in gang gezet door mensen uit allerlei maatschappelijke organisaties. Zij richt zich op het klaverblad ‘wonen, werken, leren en zorg’. Uitgangspunt van denken en handelen is het principe dat de wereld om je heen samenhang vertoont, en dus een keten vormt. Van daaruit probeert men steeds de volledige context te zien en te benaderen. Vanuit elkaars toegevoegde waarde wordt gekeken naar oplossen van vraagstukken en problemen met respect voor ieders specialisme: oplossingsgericht desnoods buiten gebaande paden. De basishouding is om geen ‘nee’ te zeggen tegen elkaar. De vraag van de mens moet worden beantwoord. Het belang van de mens met een vraag staat centraal. Men denkt en werkt insluitend en niet uitsluitend! Erg belangrijk is dat men in de keten altijd bij elkaar terecht kan voor inspiratie rond bepaalde thema’s. Vanuit die flow vooral zoekt zij met en voor elkaar onconventionele oplossingen in het veld. Zij helpt mensen en organisaties daar waar starre procedures en regels goede oplossingen in de weg staan. Natuurlijk is hier het Rotterdamse motto ‘geen woorden maar daden’ op van toepassing. Een motto dat in dit geval door andere gemeenten omarmd zou moeten worden om van daaruit de komende transitie van zorg en welzijn tot een succes te maken. Energie, flow, noem maar op zijn bij deze transitie extra hard nodig, of zoals de Rotterdamse wethouder Hugo de Jonge van onderwijs, jeugd en zorg zegt: ‘We hebben net een prachtige Markthal geopend, het ene na het nadere icoon verrijst. Als ons dat lukt, moet het ook lukken zorg en welzijn dichtbij huis te organiseren en zo er ook voor te zorgen dat mensen zich niet eenzaam voelen of buiten de boot vallen.’
Meer buiten gebaande wegen denken zal helpen van onze huidige samenleving er een echt samen-leven van te maken.
De volgende reactie van mijn broer komt bij mij binnen via de email.
Waar zijn de concrete voorbeelden?
Niet 1, niet 2 maar tien!
Dit stuk is een abstract algemeen verhaal waar niemand ‘nee’ tegen zal zeggen.
Maar hoe dat nu precies (of zelfs ongeveer) moet worden gerealiseerd, blijft volstrekt onbeantwoord.
Ik heb enkele maanden geleden met een paar wethouders zorg & welzijn gesproken en gevraagd hoe ze gemeentelijke taken op zorggebied gaan invullen.
Grofweg zag ik drie varianten:
1. de gemeenteambtenaar als budgethouder die alleen maar kijkt of de kosten binnen de perken blijven en verder de invulling aan het veld met zijn professionals overlaat. Deze stellen zich dus zeer bescheiden op en gaan bijvoorbeeld niet alle lopende zorgtaken OPNIEUW zelf eerst beoordelen voordat er toestemming wordt verleend.
2. de gemeenteambtenaar als budgethouder die denkt dat ze wel kunnen beoordelen wat goede zorg is, wanneer die nodig is en wat die MAG kosten. Er zijn nu bijvoorbeeld alleenstaande moeders die voor kinderen met ernstige gedragsstoornissen extra (opvoedings)ondersteuning en therapie krijgen vergoed. In de nieuwe situatie willen dit type gemeenten deze mensen opnieuw ZELF gaan screenen en in de tussentijd moeten ze maar even zonder deze zorg doen.
3. de gemeenteambtenaar die vanuit een goede en samenhangende visie (waarvan jouw stuk een eerste nog zeer globale schets is) met de professionals komt tot nieuwe zorgconcepten en de financiering daarvan. Maar wat dat precies moet zijn, hoe dat kan worden vormgegeven blijkt volstrekt onduidelijk.
Hoeveel gemeenten zullen tot categorie 3 (gaan) behoren! Ik ben daar zeer pessimistisch over.
Het klopt dat mijn blog te vaag blijft. In mijn vorige blog ga ik in op de persoonlijke gemoedstoestand van kwetsbare mensen en laat daar een concept zien dat er op inspeelt: het SeniorenBuurtNetwerk. Afgelopen maand ben ik zijdelings betrokken geweest bij het a.s. nieuwe beleid in de gemeente Deventer. Ik zal in een van de volgende blogs proberen concreter te zijn als het gaat om mijn ideeën van’buiten gebaande wegen’ te treden voor wat betreft de invulling van de nieuwe zorg- en welzijnswetten.
Ik wil nog even terugkomen op jouw reactie met drie ‘opstellingen’ van gemeenten.
Ik heb al verwezen naar mijn blog ‘Te weinig zelfbeschikking’. Wellicht had ik de blogs moeten omdraaien: eerst het algemene trendbeeld (Buiten gebaande wegen), daarna de concretere opties. Daar ga ik uitvoerig in op het model SeniorenBuurtNetwerk, een concreet voorbeeld. Met name het SeniorenBuurtNetwerk sluit aan bij model 3 door jou genoemd.
—-‘Ruim 16 jaar geleden ben ik met een onderzoeksopdracht bezig met als titel ‘SeniorenBuurtNetwerk’. Doel van het onderzoek is een concept te ontwerpen waarmee voorkomen kan worden dat ouderen naar een verzorgingshuis moeten verhuizen. In dit onderzoeksconcept experimenteren we met een ‘personal coach’, die samen met de oudere en de familie kijkt hoe het ondersteuningsnetwerk er idealiter uit zou kunnen zien. Bij dat ondersteuningsnetwerk gaan we uit van drie typen: het professionele netwerk (de Thuiszorg, huisarts), het semi-commerciële netwerk (kerk, groenteboer) en het individuele netwerk (kinderen, buren). Het uiteindelijke doel is om samen met de oudere ondersteuningsarrangementen af te spreken, die flexibel zijn en samengesteld worden naar de wens en kracht van alle betrokken netwerken. Hoewel ik met dit onderzoek toendertijd een landelijke innovatieprijs heb gewonnen, is het concept als zodanig nooit uitgerold. De tijd er is nog niet rijp voor, zeggen we dan. Nu gelukkig wel! Vanaf januari 2015 krijgen gemeenten er allerlei zorgtaken bij. Naast de verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke hulp, komen daar de dagbesteding en begeleiding van thuiswonende ouderen, chronisch zieken en gehandicapten bij.
!! Veel gemeenten gaan ‘onafhankelijke’ wijkteams inzetten onder leiding van een sociaal verpleegkundige. Samen met de betrokkene wordt gekeken naar de juiste ondersteuningsarrangementen, waar vervolgens de handtekeningen van beide betrokken partijen onder komen staan. Is men absoluut niet in staat om met ondersteuning van het sociaal netwerk, gemeente of met verpleging en verzorging aan huis zelfstandig thuis te wonen, dan is er de Wet op langdurige zorg, de voormalige AWBZ. Deze is bedoeld voor de meest kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben.’—–
Dit is overigens het uitgangspunt van de nieuwe wet en regelgeving. Accenten zullen moeten verschuiven naar de uitvoering / werkvloer van de zorg en ondersteuning (in buurten/wijken dus) waar ieder naar draagkracht (inclusief de zorgvrager zelf) zijn verantwoordelijkheid moet nemen. De gemeenten faciliteren.
Als het gaat om de trend van kleinschaligheid – verantwoordelijkheid – draagkracht – buurtparticipatie en betrokkenheid, heb ik mij de afgelopen week in New York verbaasd over de inrichting en het functioneren van de honderden parkjes in de stad. Er wordt niet in gerookt, er staan prachtige bloembakken in , goed onderhouden. Er zijn naast vaste banken (geschonken door personen), losse tafeltjes en stoelen die zonder kettingen dag en nacht er staan. In sommige parkjes zijn openbare leesplekken ingericht waar ook een vrijwilliger bij zit die kranten en tijdschriften uitdeelt en ‘bewaakt’. Overigens zijn deze parkjes gedurende de nacht gesloten. Ik weet niet precies hoe dit georganiseerd wordt, maar dat er sprake is van betrokkenheid van buurtbewoners is duidelijk. Deze trend zullen we ook in de zorg moeten zien, vandaar mijn pleidooi voor de drie type netwerken, die nauw met elkaar samenwerken. Het idee van de onafhankelijke wijkteams met een professionele sociale verpleegkundige gaat in Deventer toegepast worden. De indicatiestellingen vinden in deze teams plaats en zullen in principe door de gemeente ‘afgekaart’ worden.
Overigens is ook het inmiddels door velen omarmd BuurtZorgconcept uitermate geschikt voor gemeenten en kan als een concreet voorbeeld dienen. Vanuit deze kracht – vanuit de basis – zal waar nodig en wenselijk de zorgverzekeraar en de gemeenten als budgethouders voortdurend gestalkt moeten worden om daar waar nodig geld beschikbaar te stellen.
Tot zover een tweede reactie