In onze verzorgingsstaat waar zorg en welzijn tot op heden vooral centraal georganiseerd en geregisseerd zijn, vindt per januari 2015 een transitie plaats: de gemeenten krijgen nu een centrale rol. Natuurlijk gaat het over bezuinigen, maar we zijn er na zestig jaar verzorgingsstaat ook achter, dat kwaliteit van leven actieve betrokkenheid en inzet van ieder individu vereist. Meer zelfsturing en zelfbeschikking is eveneens wenselijk voor de groeiende groep ouderen, die in hun laatste levensfase in hoge mate afhankelijk kunnen worden. Wie kent die oudere niet: er vindt een onaangename levensgebeurtenis plaats die op datzelfde moment samenvalt met het krijgen van een ziekte en vervolgens treedt er een vermindering van activiteiten en sociale contacten op. De oudere die dit treft raakt in no time geïsoleerd. We weten dat deze toestand maar een paar weken hoeft te duren en je kunt als oudere al in de vicieuze cirkel geraken: geen puf, geen uitdaging, met als gevolg dat men weinig tot niets zelf meer doet. Je komt er bijna niet meer uit ook al lijkt het nog zo eenvoudig. paradores 2009 305Ruim 16 jaar geleden ben ik met een onderzoeksopdracht bezig met als titel ‘SeniorenBuurtNetwerk’. Doel van het onderzoek is een concept te ontwerpen waarmee voorkomen kan worden dat ouderen naar een verzorgingshuis moeten verhuizen. In dit onderzoeksconcept experimenteren we met een ‘personal coach’, die samen met de oudere en de familie kijkt hoe het ondersteuningsnetwerk er idealiter uit zou kunnen zien. Bij dat ondersteuningsnetwerk gaan we uit van drie typen: het professionele netwerk (de Thuiszorg, huisarts), het semi-commerciële netwerk (kerk, groenteboer) en het individuele netwerk (kinderen, buren). Het uiteindelijke doel is om samen met de oudere ondersteuningsarrangementen af te spreken, die flexibel zijn en samengesteld worden naar de wens en kracht van alle betrokken netwerken. Hoewel ik met dit onderzoek toendertijd een landelijke innovatieprijs heb gewonnen, is het concept als zodanig nooit uitgerold. De tijd er is nog niet rijp voor, zeggen we dan. Nu gelukkig wel! Vanaf januari 2015 krijgen gemeenten er allerlei zorgtaken bij. Naast de verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke hulp, komen daar de dagbesteding en begeleiding van thuiswonende ouderen, chronisch zieken en gehandicapten bij. Veel gemeenten gaan ‘onafhankelijke’ wijkteams inzetten onder leiding van een sociaal verpleegkundige. Samen met de betrokkene wordt gekeken naar de juiste ondersteuningsarrangementen, waar vervolgens de handtekeningen van beide betrokken partijen onder komen staan. Is men absoluut niet in staat om met ondersteuning van het sociaal netwerk, gemeente of met verpleging en verzorging aan huis zelfstandig thuis te wonen, dan is er de Wet op langdurige zorg, de voormalige AWBZ. Deze is bedoeld voor de meest kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben.

Mijzelf als oudere houd ik voor dat het beter is – om dit soort situaties van te weinig zelfbeschikking – te voorkomen dan te genezen. Ik wil er minimaal op voorbereid zijn, en dat betekent dat ik maximaal zelfsturend als oudere in het leven wil blijven staan. Het schrijven van dit blog is een belangrijke oefening daarin. Ik probeer nu al voldoende om handen te hebben. Ik leg mij zelf allerlei verplichtingen op. En ik denk na over het moment dat dingen niet meer kunnen. Bij dat nadenken zoek ik steun bij rolmodellen. Vorige week is René Gudde, filosoof, voor de laatste maal als gast bij DWDD. Hij is al jaren ongeneeslijk ziek, maar sinds kort geven de artsen hem nu nog maar een maand of drie. In zijn filosofie probeert hij telkens opkomend gevoel van onmacht te ‘managen’. Hij is een pleitbezorger van het optimisme en hij strijdt tegen doorgeslagen scepticisme. Op dit moment van zijn leven wordt misschien wel de meest ultieme krachtsinspanning van zelfbeschikking gevraagd. Op de vraag of hij bang is voor de dood, zegt hij: ‘De dood? Ik heb geen idee waar ik bang voor moet zijn.’ En op de vraag of hij iets in dit verband wil citeren van Aristoteles zegt hij: ‘De schoonheid van iemands karakter straalt als iemand onverwoestbaar de ene tegenslag na de andere incasseert, niet omdat hij ze niet voelt maar omdat het iemand is met een onverwoestbaar goed humeur’.

Dit is van grote klasse en erg heftig! Een onsje minder mag van mij ook. Maar het helpt wel.