Regelmatig krijg ik als reactie op mijn blog te horen dat ik de ouderdom enigszins tobberig benader en dat ik het ouder worden zo sterk benadruk. Kort geleden schrijft iemand: ‘Het is wat mij betreft niet zo goed om je teveel te focussen op het ouder worden en de gevolgen daarvan. Mijn motto als 71 jarige? Pluk de dag, morgen kan het anders zijn.’ Het valt mij op, nu ik zelf ouder word, dat de wens om te leven naar de spreuk ‘Pluk de dag’ groter wordt. Natuurlijk heeft dat met de levensfase zelf te maken, tenslotte komt de eindigheid van het leven steeds dichterbij. En omdat je pensionado bent, mag je je ook zo opstellen. Pluk de dag heeft iets frivools, iets onbekommerds. Je krijgt er wel energie van. Genieten van het moment zelf, gaat bij mij lang niet altijd vanzelf. Ik heb nu eenmaal een beetje tobberige inslag en daarom moet ik er soms moeite voor doen. Het valt me op dat je niet zo snel tegen een jonge student zal zeggen ‘Pluk de dag’. Meestal wordt het gezegd tegen ouderen of tegen mensen die veel ellende meegemaakt hebben en daardoor moeizaam in het leven staan.

Ik moet denken aan een bijeenkomst over eenzaamheid enkele jaren geleden met hoogbejaarde ouderen in een verzorgingshuis. De opdracht is om op een estafettestokje (een plat verfstokje) een spreuk te schrijven, waarvan je vindt dat het goed is om die als een soort wijsheid door te geven aan de ander. Op een van de estafettestokjes heeft iemand ‘Pluk de dag’ geschreven. Een andere hoogbejaarde die het stokje krijgt, is daar niet blij mee. Zij is zwaar christelijk en vindt het een weinig fraaie spreuk, omdat het in het Rijk Gods op aarde niet mag gaan om ‘geniet maar gewoon’. Je beledigt er zelfs de Schepper mee. Je begrijpt dat daar een stevige discussie mee uitgelokt wordt. Over het begrip genieten, zelfs of je dat mág en de wijze waarop, kun je behoorlijk verschillend denken. Spreuken gebruiken lijkt een beetje ouderwetse bezigheid tegenwoordig. En als ze gebruikt worden zijn het veelal de ouderen. In Afrika heb ik gezien dat oudere mensen een belangrijke rol vervullen in de samenleving en in de familie. Zij blijven er volledig bijhoren, sterker nog, de oudere staat vaak in het middelpunt en wordt met groot respect benaderd en om raad gevraagd. Binnen families is het ook normaal dat kinderen in de leeftijd van de basisschool voornamelijk opgevoed worden door hun grootouders. Zij geven zo hun levenswijsheden aan de kleinkinderen door. Omgekeerd doen de kinderen allerlei praktische dagelijkse klusjes voor hun grootouders. SAMSUNG CAMERA PICTURESIn onze Westerse samenleving is die vanzelfsprekende uitwisseling van levenswijsheden tussen heel jong en heel oud er niet (meer?). Ik denk daar als fulltime pensionado met enige weemoed aan. Vooral de laatste tijd komt een soort oergevoel in mij naar boven, het oergevoel van grootouder mogen zijn. Het zit kennelijk in de genen. Het lijkt mij een ultieme, natuurlijke rol in je leven, die je uiteraard niet kan plannen noch afdwingen. Als ouderen onder elkaar zeggen we dan: ‘We hebben maar af te wachten, toch?’. Maar als die levenskans zich manifesteert, is het een zeer bijzondere, zowel voor het kind als voor de grootouder. Voor het kind is de grootouder de oude, wijze man of vrouw, die heel dichtbij staat en je onvoorwaardelijk vertrouwen geeft en beschermd. En de grootouder mag zo onbevangen als maar mogelijk is, genieten van het kleinkind. Idealiter is het een unieke combinatie van heel jong en heel oud, waarin het leven in al haar omvang en diepte op alle momenten van het contact, voelbaar en zichtbaar is.

Grootouder en kleinkind mogen zo, onbekommerd, samen de dag plukken.