De laatste drie blogs gaan over existentiële vragen die ik mijzelf als fulltime pensionado stel. De vraag, die nu overblijft is een vraag waar ik eigenlijk zo min mogelijk over wil nadenken, maar die ik mijzelf wel moet stellen: ‘Hoe ga ik om met het gevoel dat mijn leven nog maar kort is?’

DSC03262Als 8 jarig kind op de lagere school wordt mij al de meest existentiële vraag in het leven voorgelegd: ‘Waartoe zijn wij op aarde?’ Het antwoord is voorgeprogrammeerd: ‘Wij zijn op aarde om God te dienen om zo hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn’. Geboren in een katholiek gezin, ga ik naar de katholieke lagere jongensschool in Arnhem, die geleid wordt door de fraters uit Utrecht. Tijdens de godsdienstles moeten we het hele catechismusboekje met tientallen vragen en antwoorden uit ons hoofd leren en opdreunen. Alle mogelijke levensvragen zijn gedurende zes jaar keurig en helder in mijn kinderhoofdje gestampt. Als ik er nu aan terugdenk, realiseer ik mij dat binnen de context van het begrip tijd, een dergelijk geloof aan mijn tijd van leven op aarde een extra dimensie toevoegt. Je krijgt er het verleden van ruim 2000 jaar Christendom bij en de toekomst met eeuwig leven in het hiernamaals. Dus waarom zou je dan bang zijn dat het leven op aarde nog maar kort is? Waarom zou je dan bang zijn voor de dood? Na mijn lagere school kom ik als adolescent terecht in de beruchte jaren zeventig. De secularisatie slaat toe en de individualiseringsslag in de samenleving wordt definitief ingeluid. Niets is meer voorgeprogrammeerd, alles kan anders en van iedereen wordt verwacht dat hij zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor het leven. Vanaf die periode heb ik het catechismusgeloof niet meer, net zo min als het perspectief van het hiernamaals. Waar ik nu wel in geloof, is mij overigens nog steeds niet duidelijk.

In 1860 is de gemiddelde leeftijd nog maar 37 jaar, in 2014 ruim 80 jaar. Het zijn juist de ouderen die ten opzichte van toen een niet onaanzienlijke verlenging van hun levensduur hebben gekregen. Mijn feitelijke levensverwachting is toegenomen, maar omdat ik niet meer in het hiernamaals geloof, is er een enorme verkorting van tijdsbeleving ontstaan, waarop ik mijn eigen leven kan projecteren. En dat ‘op eigen leven projecteren’ is iets wat je min of meer vanzelfsprekend doet bij oud worden, daar ontkom je niet aan. Dus ik kan beter mijn ‘zegeningen’ tellen (..ha,ha,..) en trachten mij vooral te blijven concentreren op mijn ontplooiingswensen. Ik wil leven en dat betekent nieuwe initiatieven blijven nemen. Maar ik merk wel dat de gerichtheid van die initiatieven anders is dan voorheen. Bijvoorbeeld, ik geloof niet meer in het hiernamaals, maar ik wil wel positief voortleven in de gedachten van mijn kinderen, familie, vrienden. Dat hoeft niet zo spectaculair en concreet te zijn als Vincent van Gogh die overigens pas 37 jaar is, als hij overlijdt. Ook wil ik mij geestelijk voorbereiden op mogelijk nog een zeer lastige en heftige levensperiode. De kans is namelijk groot dat – zeker gemiddeld na je 75ste – de fysieke en geestelijke gesteldheid nog zwaarder onder druk komt te staan, dan daarvoor. Hoe wil ik straks omgaan met permanente afhankelijkheid bij mijn algemeen dagelijkse levensverrichtingen, zoals douchen, aankleden, boodschappen doen, of naar buiten gaan. Hoe kan ik mij voorbereiden op chronische ziekten, of op een ernstige ziekte zoals kanker of dementie? Maar nog heftiger is de vraag hoe ik om wil gaan met sterven en dood. In onze moderne Westerse samenleving zijn deze elementen steeds verder op de achtergrond geraakt. We weten er persoonlijk geen raad meer mee. In plaats van dat we ons sterven en doodgaan zelf op onze schouders nemen, wordt het meer en meer overgedragen naar artsen, het ziekenhuis, en tegenwoordig zelfs internet. Zij zijn als het ware de beheerders van mijn sterven en dood geworden. Maar zoals altijd al in mijn leven, wil ik als het enigszins mogelijk is zelf de regie houden, zelf initiatief nemen, dus ook bij sterven en dood.

Oef, dit blog is klaar…op naar een andere ontplooiingswens, het volkstuintje. Gelukkig wordt het vandaag een zonnige dag, mijn lief is vrij en we gaan daar dus heerlijk klussen, chillen en genieten van ons klein geluk.