Nadenken over de ouderdom, wordt in sterke mate gevoed door mijn (onze) ervaringen in Afrika ruim 33 jaar geleden. In 1981 gaan mijn lief en ik voor twee jaar naar Kenya, waar ik als directeur van de Nederlandse School in Nairobi ga werken. In dit prachtige Afrikaanse land proberen we snel een nieuw sociaal netwerk op te bouwen; het voelt als een basisbehoefte, net als een dak boven je hoofd en eten. In de vele boeiende contacten met Kenianen valt op hoe belangrijk familie is. Je leeft en werkt niet voor jezelf maar voor de familie. Als mijn moeder, die dan 70 jaar is, ons in Kenya komt bezoeken, mag ik haar persoonlijk rechtstreeks van de gate op het grote vliegveld van Nairobi opvangen. De eindverantwoordelijke veiligheidscommandant is gevoelig voor mijn argument dat mijn oude moeder alleen reist, geen Engels spreekt, een visum ter plekke moet regelen en dat zij daarom de hulp van haar zoon nodig heeft. Later, als wij haar meenemen naar onze Keniaanse vrienden wordt zij telkens in het middelpunt gezet en met veel aandacht en zorg omringt. Als je oud bent in Afrika blijf je volwaardig lid van de samenleving en vervul je een duidelijke rol in de familie en in de sociale gemeenschap; zelfs sta je iets op een voetstuk. Jonge kinderen wonen vaak bij de grootouders en worden door hen feitelijk opgevoed. Vice versa helpen de kinderen hun grootouders met allerlei dagelijkse bezigheden, die zij zelf niet meer kunnen verrichten. Het is mooi om te zien hoe er tussen het jonge kind en de grootouders een bijzondere liefdevolle band ontstaat. In gesprekken met Kenianen wordt altijd uitgebreid gevraagd naar persoonlijke omstandigheden. In Nederland heeft dit al gauw iets van verplichte gespreksstof, maar voor Kenianen is dit heel essentieel. Indringend zijn vragen als: ‘Hoe lang zijn jullie al getrouwd?’ En op het antwoord: ‘Ruim zeven jaar’, is de vervolgvraag: ‘Hoeveel kinderen hebben jullie?’ Als wij dan antwoorden: ‘Geen’, is de reactie steevast: ‘God will bless you, keep on trying!’ Een enkele keer leggen we uit dat wij er nog niet aan toe zijn. Maar dat type rationele verklaringen slaat niet aan, zelfs niet bij Gerald Wanjohi, onze bevriende hoogleraar in Education & Philosophy.
In onze geïndividualiseerde samenleving geraken we steeds meer in gesegmenteerde sociale en familiaire rollen. Ik denk dat veel ouderen het vanaf hun pensionering mede daardoor moeilijk vinden om hun eigen waardevolle plekje in de samenleving te vinden. Ik zie dat de sociale en familiaire rollen binnen en tussen de diverse generaties snel veranderen en dus zal ik daarbinnen zelf mijn weg en rol moeten zien te vinden. Mij gaat het daarbij allereerst om een waardevol plekje in de relatie met mijn lief en mijn kinderen. In de jaren kort na Kenya wordt eerst onze dochter en twee jaar later onze zoon geboren en daarmee krijg ik voor de rest van mijn leven de vaderrol. In het begin voelde ik mijzelf, eerlijk gezegd, een beetje hulpeloos. Gelukkig is dat gevoel snel verdwenen en heb ik de vaderrol met volle overtuiging opgepakt. Nu, alweer 30 jaar later, zijn mijn kinderen volwassen, en hebben zij hun eigen zelfstandige leven. Ik ben en blijf vader, maar ik denk af en toe na over mijn vaderrol. Natuurlijk wil ik die blijven koesteren, niet als opvoeder maar meer als ‘wijze’ vader. Dat klinkt wat aanmatigend, maar eigenlijk wil ik alleen maar zeggen, dat ik mijn kinderen wil laten voelen dat ik respect voor ze heb, dat ik trots ben op ‘wie ze zijn en hoe ze het doen in hun leven’. Ik wil ook meer van mijzelf aan hen laat zien als het gaat om warmte, liefde, verbondenheid, onvoorwaardelijkheid en trouw. Ik moet wel opletten niet te sentimenteel te worden. Ik merk aan de kinderen dat zij vanuit hun kindrol daar op hun manier ook naar zoeken, natuurlijk wel iets minder op die specifieke waarden en minder intensief, maar dat is logisch. Soms betrap ik mij erop dat ik verlang naar de rol van grootvader, maar ik mag mij niet te diep in het leven van mijn kinderen begeven. Waar ik eigenlijk nog niet aan wil denken, is dat ik in de rol terecht kom van ‘gemantelzorgende’. Voor mij (en voor veel ouderen) is dit een schrikbeeld: het perspectief dat kinderen zich als mantelzorger moeten gaan bezig houden met ondersteuning van hun ouders.
Als deze laatste gedachte in mijn hoofd opdoemt, dan denk ik – zelfs als rechtgeaarde individualist – met enige weemoed terug aan Afrika: het begrip ‘mantelzorger’ bestaat niet in hun taal. Je leeft je leven als familie.