Ik zet mij graag af tegen stereotiepen van ouder worden. Soms met een knipoog, maar meestal serieus. Het is voor mij een kwestie van zelfbescherming. Ik wil vooral op mijn eigen manier oud worden en daarin past bijvoorbeeld niet het voortdurend wauwelen over het weer of over hoe onveilig alles tegenwoordig is. Vooral ouderen bij elkaar zijn daar goed in. Natuurlijk is af en toe een ‘praatje pot’ niet erg, maar ik heb mijn hele leven al behoefte aan inspirerende gesprekken, want daar krijg ik simpelweg energie van. En die energie helpt mij om dagelijks lekker in mijn vel te kunnen zitten. Ik heb inmiddels ontdekt dat dit type conversaties niet te sturen zijn, dus dat heb ik dan ook bijna opgegeven. Ik mijd deze ‘praatjes pot’ nu meestal en heel af en toe zeg ik hardop dat ik het zinloze conversatie vind. Ik merk dan wel dat ik andere mensen daar soms mee te kort doe, al is het maar omdat ik dan weinig empathie ten toon spreid. Echter voor mij zijn dit gesprekken zonder hoop, zonder perspectief en ik wil verder. Ik denk over het ouder worden veel na, soms te veel. Ik kan dat denken niet stoppen. Wil ik soms teveel? Ben ik te eigenwijs? Stel ik mij niet boven de ander? Denk ik niet te zwaar of te groots? Ik heb nu (te) veel tijd om over dit soort dingen na te denken. Maar het denken moet wel leiden naar positieve oplossingen. Ik moet oppassen dat het geen piekeren wordt. Piekeren is zorgend denken, voorstellingen maken in je hoofd van allerlei dingen, die wel of vooral niet goed gaan. Met teveel piekeren raak je weg van het feitelijke gebeuren van je dagelijkse leven en dat wil ik juist niet.
In een krantenartikel deze week lees ik dat – in neurofysiologische termen uitgedrukt – wij met slechts 10 procent van onze hersenen betrokken zouden zijn bij het ‘ontwerpen’ van onze directe omgeving. De andere 90 procent gebruiken we om te plannen, causale verbanden te leggen, hypothesen te formuleren, of te mijmeren over het verleden. Gedachten en beelden gaan dan gemakkelijk met ons op de loop. Dat is wel even schrikken voor mij als (te) veel nadenkende pensionado. Ga ik zoveel denken over het verleden, dat ik de aansluiting met het heden en een hoopvolle toekomst kwijtraak? Ga ik allerlei hypothesen bedenken voor al die kwaaltjes en ongemakken die het ouder worden met zich mee gaat brengen, zodanig dat ik een ouwe zeurende man wordt, waar vroeger alles beter was? ‘NEE, ZO NIET,’ roep ik dapper! Ik merk nu al dat ik dagelijks te weinig uitdagende prikkels krijg, simpelweg omdat ik minder andere mensen in ‘andere’ contexten tegenkom en spreek dan voorheen. En de mensen die ik overdag tegenkom zijn – net als ik – in hun derde levensfase beland en hebben daar dus ook op hun eigen manier mee te maken. Het wordt dan snel de vicieuze cirkel met de bekende stereotiepe patronen ‘van ouderen onder elkaar, die als ouderen onder elkaar communiceren over het verleden, met te weinig hoop en verwachtingen voor de nabije toekomst. Voor mijn ‘denken, denken denken’ is de uitdaging hoe ik die ‘vrij te besteden 10 procent krachtig denkvermogen’ maximaal kan vasthouden, ja zelfs kan versterken in een levensperiode die zich kenmerkt door een afnemend neurofysiek vermogen? Ik besef dat dit een pittige opdracht aan mijzelf inhoudt.
Volgens onze Denker des Vaderlands, de filosoof Rene Gudde, kun je grofweg op twee meditatie manieren je gedachtes onder controle krijgen, zodat je van daaruit weer terug kan keren in het hier en nu. Meditatie door ontspanning is een veel gebruikte methode, maar dat lukt pas volgens hem na zeer lange oefening. Meditatie door inspanning (René Descartes) is een andere methode. Je kunt jezelf leren de beelden op een goede manier tot je te laten komen en vervolgens een selectie te maken waardoor de concepten waar je nu mee werkt, sterker worden.
Het lijkt me allebei een goede methode. Ik prefereer de rationele: heel hard nadenken over beeldvorming bij ouderen of oordeelsvorming om vervolgens op mijn eigen manier oud te worden.
Ik heb al 2x met mijn vriendin afgesproken om naar het textiel museum te gaan. We houden beiden van textiel en kijken er echt naar uit om er samen naar toe te gaan. Lichamelijke sores, een moeder die ziek is, een poes die na 17 jaar dood gaat en we stellen het steeds maar uit om samen op pad te gaan.Dat kwam vroeger niet voor.
Ik word er treurig van.
Je verhaal is herkenbaar voor mij.
Gegroet Geert.