Hemelvaartdag 1955 om 5 uur ’s morgens opstaan, lunchpakketje maken, dan naar een verzameladres en vervolgens om half 6 als het net licht begint te worden met een vriendengroepje op de fiets. Dauwtrappen heet dat. Waar je heen fietst maakt niet zoveel uit. Vooral de eerste kilometers zijn indrukwekkend, omdat het nog erg stil is in de straten en op de wegen waar je fietst. Onderweg kom je steeds meer groepjes dauwtrappers tegen. Dauwtrappen geeft je als kind een speciaal gevoel van vrijheid en avontuur. Vreemd is dat je in die periode alles op de fietst doet, of liever gezegd, moet doen. Het is het vervoermiddel bij uitstek en feitelijk heb je als kind behoorlijk wat aversie tegen het fietsen. Zeker als je in Arnhem woont, want het is altijd bult op en af. Maar bij het dauwtrappen ervaar je dat allemaal anders. Tegen 10.00 uur is de magie van het dauwtrappen er een beetje af. Je bent moe gefietst, bent uitgekletst, hebt al tig keer een lekke band moeten repareren en je realiseert je dat je wel erg ver van je huis bent geraakt. Later, als ik ga dauwtrappen in mijn pubertijd komt er de spanning bij of je onderweg een groepje leuke meisjes tegenkomt. Die meisjes hebben soms hetzelfde doel, namelijk een groepje jongens ontmoeten en dat is spannend. Nu ruim 50 jaar later mag ik weer eens gaan dauwtrappen op Hemelvaartdag. Dit keer met mijn schoonfamilie, van wie ieder – op mijn geliefde na – gepensioneerd is. Dit keer is er geen sprake van gevoelens als ‘vrijheid en avontuur’ en ook niet van ‘spannend’, maar van het stereotiep ‘gezellig toch?’. Als een groep ouderen namelijk iets met elkaar doet, moet het vooral gezellig zijn, ongecompliceerd en niet al te uitdagend. Ook ouderen zelf beamen dit maar al te graag.

Vroeg opstaan is er deze ochtend dus niet bij en ‘moeten is dwang’. We zijn tenslotte gepensioneerd en dan sta je sowieso niet vroeg meer op. Maar ja, de magie van het vroege ochtendgloren, de stilte in de straten op de enkele groepjes mededauwtrappers na, ervaar je dan ook niet. Toch blijkt het een goede keuze, want het is stervenskoud en het regent deze ochtend continue. Vanaf het ontbijt wordt de buienradar op de IPhone (ja, ja die hebben pensionado’s ook) nauwgezet geraadpleegd, want we gaan op zeker. Uiteindelijk zitten we rond 13.00 uur op onze fietsen, bibberend, in regenkleding en vooral reikhalzend uitkijkend naar de eerste en beste gelegenheid om een bakkie koffie te gaan drinken in een warme uitspanning. Gelukkig komt de warme koffie, is een uurtje later de regen opgehouden, fietsen we een mooie landelijke route rond Deventer, en …. is het gezellig! Het veel gebruikte woord ‘gezellig’ roept bij mij – zeker in relatie met ouderen – enige aversie op, vooral omdat het vaak geforceerde truttigheid uitstraalt. ‘Gezellig met z’n tweeën?’, zegt de joviale Chinese restaurant eigenaar tegen ons bij binnenkomst. ‘Zal ik een gezellig tafeltje voor u uitzoeken?’ Dat heeft hij vast niet gezegd tegen het jonge stel dat aan een ander tafeltje zit. Ouderen worden uitgenodigd gezellig naar de bingo te komen, gezellig te gaan klaverjassen, gezellig naar de soos te komen, gezellig met z’n allen te kletsen. Maar gezellig wordt het pas als je met elkaar energie steekt in het samen zijn en dan alleen als iedereen maximaal rekening houdt met de ander. Hoezo gezellig? Het valt mij op dat veel gesprekken bij ouderen altijd gaan over ziekten, kwalen en gebreken: van kunstknieën tot falende (huis)artsen. Opvallend is ook dat iedereen dit normale gesprekken vindt, veel ouderen maar al te graag op zoek gaan naar dit type gesprekken en het dan uiteindelijk erg gezellig hebben met elkaar. Nu ik fulltime pensionado ben, heb ik er bijna een dagtaak aan om mij daaraan zo min mogelijk te storen. Het blog is een goed medium voor mij om dat van mij af te schrijven.

Image00019Mijn verzet tegen zoiets van ‘gezellig toch’  heeft vast ook te maken met het feit dat ik mij absoluut niet wil identificeren als behorende bij de doelgroep ouderen.