Met-Mijn-Grote-Blote-Voeten-Op-Het-Koude-Zeil…….

‘Ik Heb Geen Zin Om Op Te Staan…..Ik Heb Geen Zin Om Naar Mijn Werk Te Gaan…Met Mijn Grote Blote Voeten Op Het Koude Zeil….. ‘

Dit melige popliedje van HET zit in mijn geheugen gegrift. Het zijn de ontstuimige jaren zeventig. Ik ben hardstikke druk met van alles: een opleiding volgen, stappen met vrienden, vrijwilligerswerk doen in buurt- en clubhuizen en het organiseren van simpele life popconcerten in het katholieke noodkerkje in onze wijk. Ik heb geen tijd om de hele dag in bed te blijven liggen!

Bijna vanzelfsprekend doe ik al op jonge leeftijd vrijwilligerswerk, gewoon omdat ik het leuk vind. Ik denk wel dat er vooral vanuit mijn vaderskant het verwachtingspatroon is, dat je – plechtig gezegd – de talenten die je hebt meegekregen inzet in de samenleving.

Het leven wordt iets serieuzer en op een andere manier dynamischer als ik ga werken, eerst in het onderwijs in Nederland en Kenya, dan als coördinator van een aantal multiculturele oganisaties in Rotterdam en daarna tot aan mijn pensioen in de ouderenzorg/levensloopbeleid. Alleen maar druk zijn met het werk, is mij nooit gegeven. Altijd wil ik er iets leuks of interessants naast doen, waarbij de medemens, die extra aandacht en ondersteuning nodig heeft, centraal staat.

Het meest bijzondere vrijwilligerswerk heb ik tussen 1986 en 2018 gedaan in de Rotterdamse Pauluskerk. Burgemeester Aboutaleb noemt deze plek DE HUISKAMER van Rotterdam. Hier zijn mensen welkom die in de marge van de samenleving vertoeven, daklozen, drugsverslaafden, ongedocumenteerde buitenlanders en mensen die psychisch zwaar in de knoop zitten. Ik ben daar één van de 250 vrijwilligers. Beretrots mag ik namens al die vrijwilligers in 2013 de Laurenspenning Rotterdam in ontvangst nemen als blijk van waardering voor onze inzet voor het culturele en maatschappelijke leven in Rotterdam. 

Ik heb mij wel eens ‘beklaagd’ geen echte hobby’s te hebben. Ik realiseer mij nu dat vrijwilligerswerk doen een hobby is. Sinds mijn pensioen heb ik daar nog meer tijd voor. Wel is het zo dat ik deze hobby voornamelijk in mijn eigen wijkje uitoefen: woensdagochtend Huiskamer van de wijk, vuilprikken met wijkbewoners, meedenken en praten in BuurtBestuurt met gemeenteambtenaren en actief betrokken zijn bij het wel en wee in ons appartementencomplex.

Zo bezig zijnde stapt deze hobbyende pensionado elke ochtend meestal met plezier Met Zijn Grote Blote Voeten Op Het Koude Zeil…..

Ik wil….ik wil…..ik wil

Nu mijn lief en ik oma en opa zijn verbazen wij ons nog meer dan toen wij zelf ouders waren, hoe onze kleinkinderen de eerste maanden van hun leven de dag doorbrengen. Zo gauw zij wakker zijn, komen zij onbevangen en instinctief in beweging. Altijd zijn ze met iets zintuiglijks bezig. Het is een volkomen natuurlijk gedrag. Onze kleinzoon bijvoorbeeld is in het stadium van spelenderwijs leren staan en lopen. Vorige week zien wij dat hij zich vanuit de kruiphouding optrekt aan de kinderstoel en deze dan als een Hulk door de kamer duwt, totdat hij ergens tegenaan botst. Wij helpen hem dan de kinderstoel om te draaien. Deze week loopt hij nog zekerder en vol trots achter de kinderstoel en draait hij zelf de stoel bij als hij ergens tegenaan dreigt te lopen. Hij is continue aan het spelen en…. eten …veel eten…. totdat hij moe wordt en moet slapen. Het is een heerlijk tevreden mannetje en dat straalt hij uit.

Het onbevangen spelenderwijs leren, gaat echter al snel veranderen. Onze jongste kleindochter gaat naar de Kindergarden en de oudste naar de basisschool. Hun wereldje wordt vanaf dat moment letterlijk en figuurlijk groter en daarmee komen allerlei ‘verplichte’ dagelijkse bezigheden op hun pad. Het onbevangene en het pure verschuift langzaam maar zeker naar de achtergrond. De kunst van groot worden is dat kinderen opvoedkundig zodanig geholpen worden, dat zij hun unieke zelf zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De eerste jaren van het leven vormen zo de grondslag voor een gelukkig en tevreden leven als volwassene.

Onze kleinkinderen zo observerend spiegel ik mij graag aan de eerste kindjaren. Ik zie dat mijn sociale omgeving steeds kleiner en intiemer wordt. Ook dat is een natuurlijk proces. Ik merk dat in dit kleiner wordende sociale wereldje de behoefte toeneemt zoveel mogelijk mijzelf te zijn, dat voelt namelijk lekker.

Ik wil vooral genieten van mijn kinderen en kleinkinderen….. Ik wil mijn lief en dierbaren zo vaak als mogelijk omarmen…..Ik wil blijven investeren in contacten met vrienden…..Ik wil niet teveel stilstaan bij wat nog komen gaat…..Ik wil iedere nieuwe dag koesteren.

Elke dag dat mij dit lukt, zal ik een tevreden mannetje zijn en dat straal ik dan vast uit!

Moedertje lief…

Het laatste jaar ervaar ik als extreem heftig. Het is niet zozeer mijn oog- en heupoperatie en een apneu diagnose, maar de wereld om mij heen: hoe wij omgaan met Moedertje Aarde en de oorlog in Oekraïne. De oorlog hakt er mentaal bij mij flink in. De dagelijkse beelden van verwoeste dorpen en steden in Oekraïne kan ik nauwelijks aan zien. Ik word er dan moedeloos van. Soms vraag mij af of het komt door mijn leeftijd? Op een ander moment denk ik dat het verband heeft met mijn naoorlogse jeugd (geboren in 1946).

Als ik mij zo voel, dan weet ik dat ik moet zoeken naar handvatten om mentaal overeind te blijven.

Mijn hele volwassen leven ben ik mij ervan bewust dat de ervaringen van mijn ouders in de 2e W.O. diep in mijn dna zijn gekropen. Alsof ik erbij ben geweest staat op mijn netvlies het beeld van mijn moeder die met een handkar en een baby (mijn oudste broer) in 1944 het zwaar gebombardeerde Arnhem ontvlucht. Ik ben opgegroeid in een gezin met zes kinderen, waar de naweeën van de oorlog dagelijks concreet zichtbaar en voelbaar zijn geweest. Nog steeds houd ik het bij de jaarlijkse dodenherdenking 4 mei niet droog.

Ondanks deze naoorlogse context kan ik zeggen dat ik opgegroeid ben in een warm gezin. Ik heb dit te danken aan een ijzersterke vrouw, mijn moedertje lief.

In 1944 – mijn ouders zijn dan twee jaar getrouwd – wordt mijn vader, mede vanwege zijn verzetswerk, ernstig ziek en hij zal dat min of meer blijven tot zijn overlijden in 1961. Al die jaren zorgt mijn moedertje lief voor zes kinderen, haar altijd ernstig zieke man en mijn opa, die 10 jaar bij ons in huis woont. Eigenlijk zijn er zeven kinderen. Als op mijn verjaardag in 1953 nog een broertje geboren wordt, ligt mijn vader ver weg in het sanatorium in Davos. Mijn broertje Angelo blijkt ernstig gehandicapt en overlijdt spoedig na de geboorte. Zonder haar man en zonder dat zij er bij kan zijn wordt haar kindje, ons broertje begraven.

Moedertje lief weet haar gezin met vlag en wimpel overeind te houden. Zonder dat ze er om vraagt, krijgt zij veel steun van familieleden en anderen. Het sociale netwerk waarin ons gezin is ingebed is hecht en sterk, wellicht mede door alle oorlogservaringen.

Nu ik dit zo opschrijf weet ik dat ik maar even aan mijn moedertje lief hoef te denken om weer met een positief gevoel de nieuwe dag in te gaan.