In mijn vorige blog heb ik geschreven over een duurzaam voedselproject van DSM in Rwanda. Ik ben extra in Afrika geïnteresseerd omdat ik tussen 1981 en 1983 in Kenya heb gewoond en gewerkt. Voor dat blog haalde ik daarom onze reisverslagen uit die tijd tevoorschijn en citeerde ik daaruit de voorspellingen uit 1981 aangaande de grote migratiestromen richting Europa. Nu die reisverslagen op mijn bureau liggen, heb ik de afgelopen dagen een aantal verhalen weer eens teruggelezen. Mij valt op dat er meer tijdlijnen te trekken zijn van 1981 naar het heden. De bevolking in Kenya is gegroeid van 15 miljoen naar zo’n 50 miljoen. Die enorme bevolkingstoename is vooral te danken aan de sterk verbeterde medische voorzieningen.
In de huidige statistieken van Kenya lees ik dat er tegenwoordig meer doden door verkeersongevallen zijn dan door malaria. Ik kan me dat goed voorstellen omdat ik in die tijd met verbazing, vaak gepaard gaande met grote angst in Kenya heb rondgereden. Niemand gebruikt de richtingaanwijzer en zo wel, dan is het geen enkele garantie. Er wordt vooral met handen gewerkt om allerlei manoeuvres aan te geven. ’s Avonds tussen 7 en 9 uur, als het al donker is, lopen er horden mensen langs de weg. Trottoirs zijn er niet en de benenwagen is hier een noodzakelijk verplaatsmiddel. Maar de mensen zijn zwart en donker gekleed, zodat je ze niet goed ziet. Als er dan ook nog een tegenligger aankomt, zie je zelfs de weg niet meer.
‘Het is avond en het heeft ontzettend geregend. Wij gaan met de auto naar de stad om wat te eten. Onder aan de State House weg minder ik vaart omdat ik in het natte schijnsel van de koplampen twee auto’s zie staan. Doordat ik vaart minderde, kon ik nog net een op de weg liggend lichaam omzeilen. Geschrokken aarzelen we, stoppen of verder rijden? Het argument dat er al mensen gestopt zijn, is sterk genoeg om ons verder te laten rijden. Ons geweten is er niet door gesust. De volgende dag horen we dat een andere Nederlander de hele avond druk is geweest om de dode man weggebracht te krijgen.’
Zelden hebben auto’s goede lichten. Autocontroles voert de politie niet uit. Zou dat gebeuren dan zou het wagenpark voor meer dan de helft slinken. Politie controleert alleen op overbelasting. Matatu’s, kleine taxi busjes voor 4-8 personen, bevatten meestal het dubbele aantal. De mensen hangen er compleet buiten. Een steekpenning en je kan weer verder rijden. Vrachtauto’s worden bij het uitgaan en binnenkomen van de stad gecontroleerd op hun vracht. Uiteindelijk blijkt slechts de helft van de vracht op de plaats van bestemming aan te komen. De weg wordt op zulke controleplaatsen gebarricadeerd met levensgrote spijkermatten, zo groot dat als je er overheen zou rijden, je de punten in je billen zou voelen. Ook een normaal verschijnsel zijn de gestrande vrachtauto’s die midden op de weg blijven staan. En dat zijn er heel veel. In plaats van een gevarendriehoek worden een aantal takken op de weg neergelegd. Verder is kenmerkend voor het autorijden: snijden, niet in je spiegeltje kijken (welke spiegel?), doordrukken en veel claxoneren. Dodelijk kan zijn inhalen op twee baanswegen vlak voor een heuvel. Een andere grote doodsoorzaak is met je auto tegen een wild dier aan rijden. Hoe raar het ook klinkt, je kunt zelfs een overstekende giraf soms niet goed zien. Fietsers en voetgangers zijn vogelvrij.
In Nijmegen vind op dit moment (13 -16 juni) het grootste fietscongres ter wereld plaats met sprekers uit meer dan veertig landen, waaronder Kenya. Van de dodelijk verongelukte verkeersslachtoffers in 2015 in Europa is 8% een fietser. In Nederland ligt dit percentage het hoogst: 25%. Het nieuwe gevaar anno 2017 is appen en telefoneren in auto of op de fiets.
Een waarlijk verjaardagsverhaal is dit niet. Volgend jaar misschien?