Bij het openen van mijn mailbox zie ik de trekking van de staatsloterij staan. Ik doe dit keer niet mee, maar het kost me wel moeite. Ik laat het lotgeld niet automatisch afschrijven van mijn rekening, want ik wil zelf het besluit nemen om wel of niet mee te doen. Iedere keer als ik dan beslis niet mee te doen, zeg ik tegen mijzelf: ‘Het kost alleen maar geld, je wint toch nooit!’ En als ik wel meedoe dan droom ik ’s nachts in bed van het winnen van de hoofdprijs, die zo hoog is dat ik bij voorbaat al weet, dat ik het niet alleen kan opmaken. Ik ga wel eerst een deel voor mezelf vaststellen. Met het overige geld ga ik anderen gelukkig maken in mijn directe sociale omgeving, kinderen, familie, vrienden. En ook zal ik veel geld aan goede doelen besteden. Maar dan zegt het stemmetje, diep in mij, dat het wel egoïstisch is om eerst aan je zelf te denken en dan pas aan de anderen. Ik begin me al een beetje schuldig te voelen, alleen al om de volgordelijkheid van mijn goedbedoelde acties. Ik zeg dan tegen mijzelf: ‘Geld maakt niet gelukkig….. gezondheid is vele malen belangrijker? En wat te denken van sociale kontakten of waarden en inspiratie?’ Een ding is zeker: ik ga het geld niet oppotten. Ik geef gemakkelijk uit en deel graag met anderen en ik ben absoluut geen gierigaard. Vrek of gierigaard zijn een beetje ouderwetse woorden. Moderne woorden zijn geldwolf en zakkenvuller. In oude sprookjes loopt het meestal slecht af met deze mensen. Maar niet in het boek ‘A Christmas Carol’ van Charles Dickens over de oude en verbitterde vrek Ebenezer Scrooge, die in de nacht voor Kerstmis een aantal dromen heeft en daardoor tot inkeer komt. Scrooge is een financier en geldwisselaar die zich zijn leven lang heeft gericht op het verkrijgen van meer geld en verder niets. Hij veracht zelfs alle andere zaken dan geld, inclusief vriendschap en liefde. Het boek wordt uitgegeven in 1844 en in zeer korte tijd moeten er al zeven drukken gemaakt worden. De maatschappelijke reacties zijn fel zowel van de kant van de rijken als van de armen. Bijna tweehonderd jaar later verschijnt het boek ‘Het kan niet waar zijn, onder bankiers’, van Joris Luyendijk. Ook dit boek is in twee maanden een bestseller, waar veel over gesproken wordt. Wij mensen zijn al duizenden jaren hardleers. We zouden meer sprookjes moeten lezen en herlezen. Op internet vind ik een Mongools sprookje over het eerlijk verdelen van geld. De titel luidt: De vijfhonderd geldstukken die er niet waren……. Er liepen eens twee mannen samen op straat. Ze praatten gemoedelijk met elkaar en plotseling zei de een tegen de ander: ‘Zeg, als we nu eens midden op straat vijfhonderd geldstukken zagen liggen, hoe zouden we die dan verdelen?’ Daarop ontspon zich het volgende gesprek:’Zou het niet eerlijk zijn als we allebei tweehonderdvijftig geldstukken kregen? Wat denk je?’ – ‘Wat? Zou je dat zo willen verdelen? Ik heb het geld het eerst gezien, dus het spreekt toch vanzelf dat ik dan driehonderd geldstukken krijg!’ – ‘Daar ben ik het niet mee eens! Niet jij hebt het geld gevonden, ik heb het het eerst zien liggen!’ En zo kregen ze ruzie en raakten ze zelfs slaags. In het vuur van de strijd botsten ze tegen een dschanggi op die toevallig hun kant uit kwam.’Hé, waarom vechten jullie?’ vroeg de dschanggi. Daarop antwoordde de een: ‘We hebben het over vijfhonderd gevonden geldstukken en nu zegt die kerel daar dat hem driehonderd geldstukken toekomen en dat ik me daarbij moet neerleggen.’ Toen de ander meteen riep dat hij het geld het eerst had zien liggen en dat het toch heel normaal was dat hij er dan driehonderd van zou krijgen, zei de dschanggi: ‘Deze kwestie kan ik wel voor jullie oplossen. Jullie zijn met z’n tweeën en daarom krijgen jullie elk tweehonderd geldstukken. De overige honderd moeten jullie aan mij, de dschanggi, geven!’ Deze woorden wekten de woede van de ruziemakers op. ‘Hé, inhalige dschanggi, we hebben het over geld dat we nog helemaal niet hebben gevonden!’ Daarop werd het gezicht van de dschanggi rood van schaamte en wist hij werkelijk niet wat hij moest zeggen.
(‘Mongoolse sprookjes’, verzameld door Walther Heissig. Rijswijk, 2000).
Ik heb ook niets (slechts €15.00) gewonnen, het viel dus voor ons verkeerd. Daarom komen we zondag bij je eten en drinken. Als je het overigens over geld wil hebben lees dan ook eens Mattheus 13. Jos en liefs van Truusje.