‘Ik snap dat het niet echt inspirerend werkt misschien, maar daar kun je een mooi blog over schrijven’, zegt mijn lief bemoedigend. Ik ben gisteren door mijn onderrug gegaan, zoals dat heet. Tijdens het ontbijt op 2e paasmorgen lees ik het weerbericht: de dag begint met een zonnetje, vroeg in de middag gaat het regenen. Deze mededeling doet mij besluiten mij snel aan te kleden en naar het volkstuintje te gaan. Er moet nog een klein stukje terras aangelegd worden. Ik schat twee uurtjes werk en dan is die grote klus klaar. De afgelopen weken gaat het goed omdat ik – heel bewust van de risico’s van tillen – rustig aan doe. Voorzichtig tillen en veel pauzes nemen, is het devies. Maar helaas, deze morgen ben ik gehaast en ongeduldig. Ik ben nog geen vijf minuten bezig, sta gebukt en voel een hevige pijnscheut onder in mijn rug. Strompelend en kreunend kom ik overeind en weet dat het over is voor de komende dagen. 

Of ik nou lig, sta of zit, ik voel permanent een soort weeë pijn in mijn lijf. En dan komen allerlei gedachten bij me op. Ik voel me zielig, maar besef tegelijkertijd dat bijna iedereen wel eens zoiets heeft, en misschien wel vele malen erger, dus zeg ik tegen mijzelf: ‘Stel je niet zo aan.’ Ik ben ook chagrijnig en boos op mijzelf: ‘Hoe dom kun je zijn! Je weet dat je rustig aan moet doen, niet als een kip zonder kop aan de gang moet gaan. En omdat het weer misschien wat slechter zou worden, ben je snel gaan douchen en aankleden. Normaliter doe je elke ochtend wat gymnastiek oefeningen om je spieren, die wat stram worden, goed soepel te maken. Nadrukkelijk oefen je dan je rug uit voorzorg in verband met het zwaardere werk in het volkstuintje. Vanmorgen dus niet, stom, stom, stom, eigen schuld. Het resultaat is dat je de komende dagen het behoorlijk lastig zal vinden om de dag door te komen!’………. Op zulke momenten voer je met jezelf een dialoog over je eigen onvolmaaktheid. Wat is dat mechanisme toch dat mensen, net als ik nu gauw denken aan ‘gedeelde ellende’ of dat het nog wel erger kan zijn? Dan moet ik ineens terugdenken aan Bas, een stapvriend uit de jaren 70. bas treffersBas kan ten gevolge van polio tijdens zijn jeugd niet lopen zonder krukken. Maar hij doet altijd gewoon met ons mee als we gaan stappen. Vaak is hij zelfs de gangmaker. Nooit klaagt hij, integendeel hij is altijd humorvol en soms een tikje ironisch. Ik kan me herinneren dat wij met ons vaste groepje vrienden op een zonnige dag op het terras van Carnegie zitten naast het station in Arnhem. Bas komt aanrijden in zijn aangepaste Daf 33, stopt pal voor ons terras en stapt uit al rommelend met zijn krukken. Echter bij de eerste bewegingen op de stoep, breekt een van de krukken en valt hij voor onze neus languit op de grond. Het kan eigenlijk niet, maar we krijgen allemaal de slappe lach. En Bas? Bas vertrekt geen spier van zijn gezicht en hijst zich aan de overgebleven kruk omhoog. Als hij rechtop staat, komt het hele terras als één man overeind en geeft Bas een daverend applaus. Breed grijnzend schuift hij aan bij ons tafeltje en gaat zitten alsof er niets aan de hand is. Hoezo zielig? Soms verlies je stapvrienden uit het oog. Ieder gaat zijn eigen leven verder leiden. Enkele jaren geleden spreek ik met hem af in Utrecht. Bas is getrouwd, heeft twee zonen en werkt voor landelijke en Europese gehandicaptenorganisaties. Hij schrijft daarnaast columns over zijn eigen ervaringen als gehandicapte in de ‘normale’ wereld. Op een terrasje halen we herinneringen op uit onze stapjaren. Hij vertelt over zijn boek met verzamelde columns: ‘Man zonder voetstappen.’ Een bizarre, maar mooie titel. Het is helaas een eenmalig weerzien, want twee jaar later overlijdt Bas, nog veel te jong.

Vandaag lijkt me een geschikte dag om weer eens enkele columns van Bas te lezen.