Deze herfstperiode heb ik mij aangemeld voor een filosofiecursus over de Duitse filosoof Nietzsche (1844-1900). Nietzsche schopt tegen alles om hem heen aan. Van het moralisme van de Griekse filosofen Socrates en Plato moet hij totaal niets hebben. Hij rekent in felle teksten af met het christelijke geloof en met ideologieën als socialisme, nationalisme, feminisme, eigenlijk alles waar – isme achter staat. Voor hem is het leven strijden. Hij huldigt het begrip Amor fati, liefde voor het (nood)lot: omarm als individu datgene wat onvermijdelijk is. Nietzsche zegt: ‘Het leven is strijden en daarmee vindt het zijn doel in zichzelf.’
Waarom ik het boeiend vind om te leren van filosofen is, omdat ik in deze fase van mijn leven meer dan ooit op zoek ben naar de zin van mijn leven. Ik ben opgegroeid met de katholieke moraal theologie. Als zevenjarige moet ik opdreunen: ‘Waartoe zijt gij op aarde? Ik ben op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.’ Dit geloof biedt mij en alle andere katholieken, niet alleen een leven op aarde, maar ook nog eens in het hiernamaals. De katholieke leer vertelt mij zo, wat de zin van het leven is. Langzamerhand echter ervaar ik in mijn leven dat deze katholieke leer gebaseerd op ‘ratio = deugd = geluk’ wel weinig aansluit bij mijn eigen innerlijk kompas, mijn zintuigen en emoties. Hier herken ik iets van de filosoof Nietzsche.
In mijn werkzame leven, zo rond mijn veertigste, ben ik volop bezig met de ouder wordende mens. Mijn ambitie om de ouderenzorg in Nederland te helpen verbeteren is groot. Tegelijkertijd voel ik een sterke behoefte levensdromen niet zozeer in materiële, maar meer in ideële zaken te zoeken en te vinden. Zoals ik zelf bezig ben om een betekenisvol leven te leiden (met vallen en opstaan), zie ik in mijn werk hoe de ouder wordende mens hier mee bezig is. De levensloop van ieder mens is een uniek en subjectief proces, waarin interactie met de sociale omgeving van wezenlijk belang is. In die context zoekt ieder mens naar geborgenheid en warme contacten.
Als ik naast mijn baan de studie gerontologie oppak en deze afrondt met een thesis, kies ik haast vanzelfsprekend het onderwerp ‘Intimiteit in de hoge ouderdom’. Intimiteit heb ik gedefinieerd als: ‘De hoogste mate van vertrouwelijkheid in jezelf en in je relatie tot de ander, die ontstaat op het moment dat de mens zichzelf kan zijn in zijn persoonlijk leefgebied.’
Vanaf dat moment intensiveer ik, zowel in mijn persoonlijke als in mijn werkzame en nu in mijn pensionado leven de zoektocht naar intimiteit. Met een knipoog naar Nietzsche durf ik nu op mijn achtenzeventigste te zeggen: ‘Het leven is werken, permanent zoeken naar intimiteit, en daarmee vindt het zijn doel in zichzelf.




