Bijna vijftig jaar gaan mijn lief en ik samen door het leven. We zijn er trots op hoe we het tot nu toe hebben gedaan. We genieten al een aantal jaren van ons pensioen en vanaf het begin daarvan komt de focus meer en meer te liggen op onze familie en ons gezin. We volgen met warme belangstelling het leven van onze volwassen (schoon)kinderen. Voorzichtig geven we nog wel eens een goede, ouderlijke raad. We passen regelmatig op de kleinkinderen, waarmee we als oma en opa een warm en liefdevol contact opbouwen. En we praten met elkaar over hoe onze kleinkinderen zich ontwikkelen en hoe zij zich straks in de wereld zullen manifesteren.
Ik denk daarbij vaak terug aan Kenya waar mijn lief en ik twee jaar gewoond hebben. We zijn dan zeven jaar getrouwd en hebben bewust nog geen kinderen. In onze contacten met Keniaanse vrienden is dit al snel een onderwerp van gesprek. Zij begrijpen daar eigenlijk niets van en vervolgens eindigen deze gesprekken altijd met het advies ‘Keep on trying, God will bless you!’ Deze reactie is vrij logisch. Het leven in Afrika speelt zich vooral af in familie- en stamverband. Kinderen krijgen is volkomen vanzelfsprekend, je geeft het leven letterlijk door. Zo gauw kinderen kunnen bijdragen aan het dagelijks leven, zoals op een stukje land voedsel kweken, dagelijks water halen uit de put, oppassen op hun kleinere broertjes en zusjes, worden zij daarvoor ingezet. Kinderen vervullen vaak de rol van mantelzorger en trekken dan in bij hun oma en/of opa om hen te helpen met de dagelijkse bezigheden. Het leven wordt hier heel intens vanaf het begin tot het einde geleefd samen met verschillende generaties én verschillende families.
Mijn lief en ik zijn opgegroeid in een naoorlogs gezin in een tijd van toenemende individualisering en stijgende welvaart. Wij groeien in de jaren 50-60 van de vorige eeuw als kind spelend en studerend zodanig op, dat wij zo zelfstandig mogelijk de ‘grote’ mensenwereld in kunnen stappen. Daar komen wij elkaar toevallig in de jaren 70 tegen en worden we verliefd. We beslissen in de jaren 80 samen dat we graag twee kinderen op de wereld willen zetten. Het worden een meisje en een jongen. Ook zij groeien net als wij op als spelende en studerende kinderen, die vervolgens verliefd worden en wensen dat er kinderen geboren worden: twee meisjes ( 3 en 6 jaar) en 1 jongen (bijna 2 jaar). En dan nu, voor we het goed en wel beseffen, zijn mijn lief en ik het middelpunt geworden van een heuse familie bestaande uit verschillende generaties.
Voor mij persoonlijk voelt het alsof ik daardoor dichter bij de levensbron ben gekomen. Dat wil overigens niet zeggen dat ik meer van het leven begrijp dan voorheen. Wat ik wel kan zeggen is dat het goed en echt voelt, en dus gelukkig…





