Om de grijze dagen rond Kerst en Oud en Nieuw goed door te komen, ben ik de beroemde roman van Thomas Mann De Toverberg (1924) aan het lezen. Het verhaal speelt zich af in een sanatorium voor tuberculose patiënten in Davos, Zwitserland. Op zeer indringende wijze wordt het dagelijkse leven van de hoofdpersoon in dit sanatorium beschreven. Hij raakt niet alleen elk besef van tijd in no time kwijt, ook raakt hij onthecht aan alles wat zijn thuisfront heeft te bieden. De 1e W.O staat op punt van beginnen.

Al bij het lezen van het eerste hoofdstuk dringt ineens het besef tot mij door, dat mijn vader – die op mijn vijftiende overlijdt – meermalen naar Zwitserland moet afreizen voor een kuur in zo’n sanatorium. Onmiddellijk loop ik naar mijn bureau en pak daar de ansichtkaart, die mijn vader vanuit Zwitserland op 29 januari 1947 naar mij heeft gestuurd. Voor de zoveelste keer lees ik: ‘Mijn kleine prinsje, van Mams hoor ik dat je zoo heel erg lief bent en Hein & Hans zijn erg gek met hun prinsje. Mama zal je extra van Paps knuffelen, hoor! Jouw Papa…..’ Ik ben een half jaar oud en heb twee oudere broertjes van anderhalf en tweeënhalf jaar oud.

Ongeveer 40 jaar geleden wordt deze ansichtkaart teruggevonden achter het behang in ons ouderlijke huis. Sindsdien ligt hij altijd ergens in de nabijheid van mijn bureau en koester ik het als een relikwie. Voor het eerst ga ik de ansichtkaart gebruiken als boekenlegger. Ik neem zo mijn vader in gedachten mee tijdens het lezen van De Toverberg.

Nu ik zo sterk mijn vader in mijn hoofd heb, kan ik mij bij het verder lezen niet los maken van de vraag hoe hij deze kuren mentaal en fysiek heeft ervaren en doorstaan. De eerste vijftien jaar van mijn leven heeft hij telkens voor een langere periode ons grote gezin achter moeten laten. Ik stel mij al lezend voor dat hij ook het zeer strakke dagritme van ligkuren heeft moeten ondergaan. Er zijn nog wat foto’s van hem liggend en zittend in het sanatorium. Heeft hij toen veel aan zijn gezin thuis gedacht? Heeft hij zo vlak na de 2e W.O. de balans van zijn leven een beetje op kunnen maken? Of heeft hij zich, net als de hoofdpersoon uit de Toverberg, helemaal over gegeven aan de mores van het sanatorium en zo de rust gevonden om al zijn ‘wereldse thuiszorgen’ even los te laten?

Het zijn vragen en gedachten waar ik nooit antwoord op zal krijgen en dat hoeft ook niet. Het lezen van De Toverberg met daarin zijn ansichtkaart als boekenlegger, voelt als een cadeau, een hommage aan mijn allerliefste vader!