In dit zesde blog wil ik trachten samen te vatten waarom ik mij druk maak over de beeldvorming als het gaat over de derde levensfase.

20170412_154517Uit gerontologisch onderzoek (Baltes c.s.) weten we dat de individuele mens zich tot op zeer hoge leeftijd kan doorontwikkelen met name in zijn ervaringscompetenties. Als zeventigjarige en gerontoloog kan ik daar zelf over meepraten. Ik wil net als in mijn eerdere levensfasen genieten van het leven (mijn oude dag) en tegelijkertijd verder gaan met zinvolle bezigheden. Ik voel mij nog steeds duurzaam inzetbaar en van waarde om een serieuze rol in de samenleving te vervullen. Ik merk bij mijzelf dat ik zelfs sta te popelen mij persoonlijk en maatschappelijk verder te ontplooien. Belangrijk voor dit alles is een kansrijke omgeving, die mij en de andere 3,1 miljoen ouderen in staat stelt volwaardig en gelijkwaardig aan de samenleving deel te nemen.

Ik constateer echter dat onze samenleving nog maar heel beperkt, en ook nog eens zeer eenzijdig, is ingericht op het leven van miljoenen individuele mensen die 80, 90 en 100 jaar gaan worden. Anno 2017 word je gedurende je levensloop al snel gezien als ‘over de top’, denk maar aan de grote groep werkelozen van 55+ en aan al die ‘bejaarden’. Dit maatschappelijke beeld wordt versterkt door de toenemende technologische ontwikkelingen. Voordat je het in de gaten hebt, sta je buiten de maatschappelijke (werk)poort. In onze samenleving wordt gedacht in lineaire, economische termen van arbeid en inzet van mensen, dus van het leven. Kijkt de samenleving dan specifiek naar die mensen in de derde levensfase, dan richt de aandacht zich hoofdzakelijk op de vragen hoe om te gaan met hun eenzaamheid,  zorg en het recht op eigen keuze voor het levenseinde. In deze maatschappelijke context valt de individuele mens vanaf 55+ al gauw in de categorie ‘restafval’.

Voor mijzelf en voor al die andere ouderen schreeuwt dit om een paradigmaverandering. Dankzij de medische vooruitgang worden we fysiek en neurofysiek steeds ‘gezonder’ en ouder. Ook wat betreft de ontwikkeling van de mens op sociaal, cultureel en maatschappelijk vlak en de daaraan gekoppelde taken laat wetenschappelijk gerontologisch onderzoek zien dat er voor de meeste mensen een doorgaande ontwikkellijn is. Sterker nog, juist deze ontwikkellijn, de ervaringskennis, bereikt grote hoogte in de derde levensfase. Feitelijk is er geen reden om te denken dat grote groepen mensen niet meer mee zouden kunnen doen. Wij moeten leren kijken naar het leven als zijnde een doorgaande groeilijn, waarin de individuele mens zich volwaardig en duurzaam kan blijven ontwikkelen. Telkens in de levensloop is er sprake van een samenspel van rijping, zelfbepaling en omgeving. Als het goed is, zal de mens gedurende zijn leven zich meer en meer bewust worden van zijn persoonlijkheid, maar ook van zijn beperkingen zelf en van de mensen om hem heen. Dat spanningsveld, soms positief, soms negatief, bepaalt uiteindelijk voor het individu de kwaliteit van leven. Vanuit die grondgedachte zullen we in onze Westerse samenleving beleid moeten maken vanuit de behoeftes van de mens, gericht op duurzame inzetbaarheid en zinvolheid. Beleid dat als vanzelfsprekend gebaseerd is op rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Hoe rechtvaardig is het nu, dat iemand vanwege zijn biologische leeftijd van de ene dag op de andere moet stoppen met betaald werk?

Nogmaals. Ik pleit er voor om parallel aan de opkomende ontwikkeling van de circulaire economie — waar afval niet meer bestaat – te zoeken naar een samenleving waar restafval van mensen niet meer bestaat. Laten we zoeken naar een ecosysteem van mensen dat recht doet aan het bestaan van ieder individu inclusief zijn duurzame inzetbaarheid en zinvolheid, tot de laatste snik!

Onder de uitdagende kreet ‘Ouderen restafval?’ wil ik graag op kleine schaal een start-up voor circulair leven in gang zetten. Wie doet er mee?