Voor het eerst in de geschiedenis is er een generatie die écht de tijd heeft (en krijgt) om zinvol ouder te worden. Het is de naoorlogse babyboomgeneratie. De trend van langer leven is definitief ingezet. In 2040 zal een kwart van de bevolking in Nederland bestaan uit 65plussers. Deze ontwikkeling roept bij mij als gerontoloog natuurlijk vraag op: ‘Hoe gaan de samenleving én de ouderen zelf deze lange levensfase vorm en zinvolle inhoud geven?’
De algemene gedachte is, dat deze levensfase van ouder worden ook inhoudt dat al die ouderen langer en veel (complexe) zorg nodig zullen hebben. Het geschetste beeld dat er een tsunami hulpbehoevende ouderen aankomt, schept een toekomstbeeld van ‘wat moeten we met al die zorgbehoevende oudjes’?
Echter, kijkend naar mijn generatie, zie ik dat ouderen bij toenemende zorgvragen steeds nadrukkelijker de regie willen behouden. Wij willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen en zelf bepalen hoe eventuele zorgverleners ons ondersteunen. Dat wordt ons mede makkelijk gemaakt omdat we toegang hebben tot één van de beste zorgsystemen in de wereld. Dankzij een ‘simpele’ heupoperatie, een nieuwe ooglens of een geavanceerd gehoorapparaat en allerlei hulpmiddelen als een traplift, een rollator, een medicijnen dispenser, een glucosemeter kunnen we maximale kwaliteit van dagelijks leven behouden. Ouderdom expert Rudi Westendorp constateert dan ook dat de leeftijd waarop mensen lijden aan chronische ziekten mét ernstige beperkingen steeds verder oploopt. Heel veel jaren van ons ouder worden kunnen verlopen zonder ernstige chronische ziekten.
De negatieve kijk op ouder worden is al vroeg in de levensloop merkbaar. Je bent rond je 45/50ste al gauw een oudere werknemer, die bijvoorbeeld niet meer zo flexibel is. Uit o.a. promotieonderzoek (Joop Zinsmeister, 2012) en uit gerontologisch onderzoek ( Baltes e.a. 1997, Houben, 2002) blijkt echter, dat bij oudere werknemers juist andere vermogens toenemen, zoals het vermogen tot overwegen, goed met complexiteit omgaan, begrip hebben van het grotere geheel, leren van eigen ervaringen en van daaruit situaties verbeteren. Zinsmeister spreekt over ‘verrijkte’ vermogens. Als gerontoloog spreek ik van ‘ervaringskennis’ en wat traditioneler gedacht, kun je spreken over toenemende wijsheid. De waarde van deze ervaringskennis van oudere werknemers wordt niet echt onderkend in onze huidige samenleving, laat staan dat er op grote schaal gebruik gemaakt wordt. Dat is vreselijk jammer voor de oudere werknemer zelf, maar ook voor de samenleving. Het niet erkennen en benutten van die verrijkte vermogens wordt vervolgens verder doorgezet als je op je 67ste met pensioen gaat. Feitelijk wordt een groot deel van de bevolking al vanaf hun 50e in de marge van ‘er toe doen in de samenleving’ gedrukt.
De spectaculaire demografische ontwikkeling van de ouder wordende mens vraagt een grondige herbezinning op onze kijk op de totale levensloop van de mens. We moeten af van het denken in kunstmatige en generaliserende leeftijd-hokjes van ‘jong zijn en opgroeien’, ‘volwassen zijn en werken’, ‘oud zijn en met pensioen’. We zullen moeten kijken naar ieders doorlopende, persoonlijke ontwikkeling gedurende zijn hele leven. Het is de hoogste tijd dat ons maatschappelijke bestel daar op aangepast gaat worden.







