Maar liefst vier op de tien mensen in Nederland doen vrijwilligerswerk. Bij zestigplussers is het zelfs de helft. Deze aantallen laten zien dat er grote betrokkenheid is op het sociale domein in onze samenleving. Kennelijk zit er in de mens een haast vanzelfsprekende drang om andere mensen te helpen. En dat in onze tijd van individualisering!

Vrijwilligerswerk doen is mij vanaf mijn jeugd met de paplepel ingegoten. Hoe dat precies gegaan is, weet ik niet. Ik denk dat het in het dna van onze familie zit. Ik ben opgegroeid in de sfeer dat het vanzelfsprekend is dat je je extra inzet voor de samenleving. Al op mijn zestiende ben ik actief binnen jongerenclubs in de Arnhems buurthuizen De Hommel en Klarendal. Wellicht niet geheel toevallig kies ik in die periode voor de vijfjarige opleiding tot (hoofd)onderwijzer. Mijn werkzame leven én mijn vrijwilligerswerk lopen vanaf die tijd min of meer parallel met de levensloop van de mens: eerst kinderen, dan volwassenen en tenslotte ouderen.

Na het onderwijs kom ik in Rotterdam te werken eerst in het maatschappelijke domein van de toen zo geheten multiculturele samenleving, kort daarna in de ouderenzorg. Dit laatste maatschappelijke domein kent een enorm groot aantal vrijwilligers die intensieve mantelzorg geven. Uit cijfers van het CBS blijkt dat vrijwilligers in de verzorging of gezondheidszorg het vaakst actief zijn. Zij zetten zich wekelijks of maandelijks in en besteden de meeste uren per week aan vrijwilligerswerk. Mijn uren heb ik nooit geteld. Als ik de balans opmaak ben ik wel het meest trots op mijn bestuurlijke betrokkenheid gedurende tweeëndertig jaar bij de Rotterdamse Pauluskerk, de Huiskamer van Rotterdam waar dak- en thuislozen, vluchtelingen en andere ontheemden elk uur van de dag welkom zijn.

Nu ben ik zelf een oudere. Mijn behoefte aan sociale contacten blijft groot en omdat ik op zinnige wijze bezig wil zijn, zoek ik die contacten mede in structurele bezigheden in mijn directe leefomgeving, zoals bijvoorbeeld de Huiskamer van de wijk. Een prettige bijkomstigheid is, dat deze bezigheden enig ritme in het dagelijkse leven geven.

Natuurlijk kijk ik, zoals veel ouderen, regelmatig terug op mijn leven. Hoe is dat verlopen en is het de moeite waard geweest tot nu toe. Een beetje filosofisch mijmerend en verwonderend besef ik meer dan ooit, dat alles wat ik doe en wat mij overkomt vooral tot stand komt bij de gratie van de ander. Dat impliceert een wederzijdse verantwoordelijkheid, die inhoudt dat je zorg voor jezelf hebt in directe relatie met zorg voor de ander. Het is deze basishouding die mij kennelijk met de paplepel is ingegoten en die ik mijn hele leven al met vallen en opstaan zo goed mogelijk probeer uit te voeren. Hopelijk nog heel veel jaren.